Aan dit nummer werkten o.m. mede:
b.h.d. hermesdorf. Geb. 1894. Promoveerde in 1919 te Utrecht in de rechtswetenschap. Advocaat te Deventer (1923-1930). Lector in Romeins recht aan de R.K. Universiteit te Nijmegen (1928-1938). Hoogleraar in Romeins recht aan de Leuvense universiteit (1931-1938). Sinds 1938 hoogleraar in Romeins en oud-vaderlands recht aan de R.K. Universiteit te Nijmegen. Sinds 1945 lid van het directorium van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Publiceerde o.m.: Schets der uitwendige geschiedenis van het Romeinsch recht (1936), Wigle van Aytta van Zwichem, hoogleraar en rechtsgeleerd schrijver (1949), Het heymael; aantekeningen bij een oude dingtaal uit het Amorland (1950), Licht en schaduw in de advocatuur der Lage Landen (1951), Recht en taal te hoofde (1955) en De herberg in de Nederlanden (1957).
pierre kemp. (Zie het maart- en het juni-nummer; inmiddels verscheen Emeritaat en is ter perse Garden 36, 28, 36 inches).
a. koolhaas. (Zie het juni-nummer; ter perse: Gekke Witte en andere dierenverhalen).
m. mok. (Zie het mei-nummer).
a. roland holst. Geb. 1888. Was van 1920 tot 1934 redacteur van De Gids. Debuteerde in 1911 met Verzen. Publiceerde na zijn Verzamelde werken in vier delen (1948-1949): Swordplay, wordplay (1950, met S. Vestdijk), De dood van Cuchulainn van Murhevna (1951), Woest en moe (1951), In ballingschap (1955, keuze uit eigen werk), Bezielde dorpen (1957) en In gevaar (1958).
j.w. schulte nordholt. Geb. 1920. Leraar geschiedenis aan het Rijnlands Lyceum te Wassenaar. Promoveerde in 1951 te Amsterdam op het proefschrift De tuin der Hesperiden. Publiceerde de dichtbundels: Het bloeiende steen (1943, onder de schuilnaam W.S. Noordhout), Levend landschap (1950), Tijd voor eeuwigheid (1953), Het eenvoudig gezaaide (1958 [= 1959]), en een boek over de negers in Noord-Amerika: Het volk dat in duisternis wandelt (1956).
theun de vries. (Zie het februari- en het juni-nummer).
leo vroman. (Zie het februari-nummer).