De Gids. Jaargang 122(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Gerard den Brabander Marie-Louise (Naar een crayon van John van Deventer) Gedempte klank: Marie-Louise. O, dichterhart, dat wou bevriezen maar bij het purper van haar mond en 't diepe barnsteen van haar ogen, tot op zijn diepste grond bewogen, weer opbloeit als een rode wond. Mijn lust dwaalt om haar borsten henen; mijn blik rijpt tot een hoger wenen: Wie is mij ooit zo schoon verschenen dat ik mezelf als lied hervond? Ik, die mezelf dacht te bevriezen... Aan dit gedempt Marie-Louise zal ik mijn liederen verliezen en 't hart, dat opbloeit als een wond. Op haar, die zonder mij niet had mogen sterven Toen Kathleens stem was uitgeklonken, stonden de sterren als verdwaasd in eigen duisternis verzonken: God had èn licht èn lied genaast. Hij liet me over aan mezelven... Nooit stond een sterveling zó naakt onder Zijn kosmische gewelven als ik: verraden en verzaakt. Ik ga... De tenen van mijn voeten betasten iedere horizon. Vergeefs... O God, ik wou wel boeten als ergens maar haar lied begon! O schedeldak, ik kan niet leven: het is tè leeg, het is tè hol... O God, laat toch haar lied herleven... O God, mijn ogen lopen vol... [pagina 83] [p. 83] Vergankelijkheid Nòg staat in huis het opklapbed, gietijzer en gespannen veren, van louter liefde te vibreren hoewel het, al terzij gezet, de herfst inluidt van het begeren, die rijker nog wordt ingezet door 't leed, dat liefde deed verkeren in de verstilling van 't gebed. Eenzaamheid Niemand, die eenzaam is, is ooit alleen. De eenzaamheid begint als men gaat paren: Dan breekt de tijd aan en men telt in jaren de lege leegte van zijn leven af en, steeds maar tellend, valt men in het graf. Huis Tussen gordijnen van cretonne staan zich de stoelen te vervelen. Zij weten zich niet in te delen: Louis Quinze of Napoleon? Maar wuift de stofdoek uit het raam een witte wenk over de straat, dan krijgt het huis een eigen naam en zelfs de gevel een gelaat. Vorige Volgende