Aan dit nummer werkten o.m. mede:
willem brandt. (Zie het maart-nummer).
g.h. 's-gravesande. Geb. 1882. Tot 1947 in de journalistiek werkzaam. Publiceerde o.m. Het conflict tusschen Willem Kloos en Frederik van Eeden; de quaestie ‘Lieven Nijland’ (1947) en De geschiedenis van De Nieuwe Gids; brieven en documenten (1955).
g.j. hoogewerff. Geb. 1884. Werd na zijn studietijd te Utrecht in 1909 vanwege de Rijkscommissie voor Geschiedkundige Publicatiën naar Italië gezonden met de opdracht een onderzoek in te stellen naar de bronnen betreffende Nederlandse kunstenaars en geleerden. Verbonden aan het Nederlands Historisch Instituut te Rome, waarvan hij na zijn promotie (1912) secretaris en voorts (1922-1949) directeur is geweest. Van 1950 tot 1955 buitengewoon hoogleraar te Utrecht in de geschiedenis van de kunst der vroege middeleeuwen en iconologie. Publiceerde o.m. De Noord-Nederlandsche schilderkunst (5 dln., 1936-1947). Woont thans te Florence.
jo landheer. Geb. 1900. Was van 1935 tot 1939 redactrice van het tijdschrift voor poëzie Helikon. Publiceerde de dichtbundels Golven (1925), Donkere vruchten (1937), Verzamelde gedichten (1941) en Enkele nieuwe gedichten (1950).
ton van oudwijk (ps. van An Koppelman). Debuteerde in Libertinage. Publiceerde de verhalenbundel Mijn dochter doet het goed, misschien (1957) en de roman De man Lucas (1958). Ter perse de roman Twee maal Ludovicus.
wilfred smit. Geb. 1933. Studeert Slavische taal- en letterkunde te Leiden. De hier gepubliceerde gedichten maken deel uit van de bundel Een harp op wielen, die dit najaar bij Bert Bakker-Daamen te 's-Gravenhage zal verschijnen.
leo vroman. (Zie het februari-nummer).