De Gids. Jaargang 122(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Wilfred Smit Fin de siècle Het tuinhuis opent en met blauw-velouren handschoen schenkt men thee. een speeldoos zingt doorlopend van bonbons; met spatels roeren wij elkanders ogen om tot op het suikeren hart. ach 'k heb mijn neefje dáarom lief, zie naar de confituren van zijn kleine mond, tast naar 't satijnen schaap van zijn frisure. Brief Het grotestadskind schrijvend aan haar grootvader, zegt niet: men noemt mij mager, een klein kreng waar straks madelieven in een kring omheen zullen staan -, maar: 't is erger met mijn pop sinds u daarbuiten woont. ach, nu is zij moegeschreven aan grootvader - de enveloppe omsluit haar liefderijk, een pop onder een lila deken. [pagina 37] [p. 37] Apen 't Is goed zo, een tweede jeugd onder het bladerdak - soms splijt een vrucht, geel, met een duister ingewand; soms snelt een druppel langs, een rode mier erin - maar altijd moet er éen zijn die zich herinnert dat 't paradijs hem is ontglipt met de staart van een ander. Komeet Alsof er een bloem angstwekkend snel opschoot - over de schutting kijken in een andere tuin. met grote plukkende vingers greep de ontluistering aan - bloembladen, kleurige pokken, dwarrelen ons tegemoet. nog eenmaal schommelt zijn kale treurige swastika boven de heg - zie, er rijdt een storm door het kalenderjaar. [pagina 38] [p. 38] De werkster Vreemd zoals vandaag de straat wordt uitgediept, reeds na de derde laag (aldus de werkster; uit haar handen krijgt elk ding z'n naam wastafel stof het open raam) moet men op botten zijn gestoten, 't is helemaal niet uitgesloten dat er nog meer naar boven komt. door 't raam kruipt het geluid van spitten, ik zwijg verveeld; als zij verstomt weet ik - nu ziet ze eindelijk in 't gordijn de scarabeeën zitten. Afscheid Er staat een plant begonia vaarwellis in het venster; hij zal niet omkijken niet zien - ik plant een hagepreek van lieve woorden om hem heen; hij wil wel luisteren maar voor 't laatst. zo ga ik langzaam over in een oude vrouw, een oudere zuster der vitrages, met plotseling een zoon maar hij is weg, en met een kat imaginair, niet te verjagen. Vorige Volgende