De Gids. Jaargang 122(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 416] [p. 416] Pierre Kemp Aan de rand van de nacht Ik zit in mijn man aan de rand van de nacht en wuif met zijn hand naar wat ik verwacht en wat kan. Ik wil hem niet te buiten gaan en hem laten zingen voor dingen, die niet bestaan. Daarom is het zo goed met ons en geef ik de gons van een mug aan de stilte terug. Durende nacht Zal eens die durende Nacht komen, waarvoor ik huiver en vaak zucht? Is mijn contact er met de bomen, uitsluitend een met mijn oren en met Alles alleen in het horen? Snuif ik nog maar het blauw van de lucht? Moet ik dan bij het ruisen van de kleedjes boven die hoge hakjes op de straat, vragen tussen het musiceren van de treetjes: Nacht, zeg mij welke kleur daar langs mij gaat? [pagina 417] [p. 417] Dichterschap Op een brug sta ik door een blauw papier naar de zon te staren. Is die gekke dichter al weer hier, die meent uit sterren en vrouwenharen een harp te maken? Hij betovert zelfs de klokkespelen. Daar is de volle uurslag al aan de zwier. Hij laat zich door niemand bevelen, door geen vrouwelijk of mannelijk dier. En komt wel eens de politie, zij plaatst aan zijn broek de notitie: Verboden de dichter aan te raken! Groen voor zieke ogen Er trippelen naar alle kanten insecten over de stengels. Peinzende bloemen en planten vragen zich af: is dit weer Engels van een nieuwe schoenreclame? Er zijn insecten, die sleeën kunnen heel zijdig langs het ademende groen en andere, die zich dansjes gunnen, dat gaarne doen en zich er niet voor schamen. Zolang er is geen prooier naar hun bloed, blijft alles zomers en goed en kan de zon achter hun groen gordijn een likeur voor mijn zieke ogen zijn. [pagina 418] [p. 418] De ‘Lichte Wind’ en de ‘Avondrood’ Er is een lange toon aan het zingen uit dit kind. Laat het die los, dan gaan er bloemen dood en daarvoor zijn de bloemen toch te schoon. Hij speelt er vaak zijn spelletjes, trekt aan hun belletjes of dirigeert met hun kroon. Dat kind komt steeds aan met de ‘Lichte Wind’ en vertrekt altijd met de ‘Avondrood’. Uitvaart De hele dag zie ik letters begraven. Daar komen die zes en die vier van mij. Al worden ze gedragen op zonnestaven, ik ga er toch voorbij. Ik glimlach, hoe ik dit beleven moet en even licht aan mijn zwarte hoed. Een masker van muziek beweert op het beton: hij maakte van het alfabet een fluit, die verliep in de juli-zon en dat is nu uit! Vorige Volgende