| |
| |
| |
Leo Vroman
Voort, voort
glinsterend; langs haar keel.
Haar twee lippen prevelen
woorden waarin veel emmen,
van haar liefhebbende gewaad
verschuift het welven van een narigheid,
en door haar sappige wangen gaat
van linker tot rechter oneindigheid
een dunne met hars bekleefde draad
heen en weer terwijl het vreselijke knijpen
ach dit is alles niet waar,
ach ik wil dit niet begrijpen,
het zachte gras is nog groen,
en geen wenende vrouw staat daar
bovenop, alleen bomen, maar
wat moet ik doen, wat moet ik doen
om dit alles te voorkomen?
Waar is de vleeslawine begonnen?
Moeders maken meer moeders maken meer
embryo's die zich bereiden op het weer;
geef ze hoeden op de slappe delen
waar de waarheden reeds klaar verzonnen
worden betreffende wazen die hun puilogen passeren,
en het pootjesbotten onder de kieuwbogen,
en het worden van mevrouwen, van meneren.
Spaar ze tijd, bindt voor hun volgezogen
buikjes vast belletjes, goud, gulp, veren.
Denk zo'n salamander in je hand,
over acht maanden wordt het ding geboren,
en het heeft reeds gaatjes om vergissingen te horen
en een schreeuwspleetje aan de bovenkant.
| |
| |
Waarom kan het niet, kan het niet wachten
tot alle winters met het zwaard verslagen
zijn en de verzengde dagen
tot een glazuur gekoeld op de verscherfde nachten?
De duw waarmee het kind de wind in glibbert,
waarmee de brandende, verkouden
natgeborene zich naar moet houden,
waarom het schreeuwt en bibbert
en zichzelf voelt en hoort
stoot voort, en voort, en voort.
knispert wrakende vruchten.
met vloeistoffen, gassen,
tot de nauwelijks afgeweerde
dwars door het gerekte doch verteerde - -
neen ook dat gebeurt niet
maar zacht plooit en zelfs dan
wier verstrooid, ongemerkt
maar goddelijk voortwerkt,
| |
| |
alsof de hoofden nog wendend wenen.
Maar torso's zijn allemaal huisvrouwen
waarvan de te bezige armen en benen
door au doch vlezige schijven
zijn aangeduid, omdat ze voortdurend
die ellendige was ophangen, of de vloer schurend
breiend zelfs, rondscharrelen, au dus maar
liever, met de gevogelteschaar,
doch de bedroevend schone
waarin darmen zich wenden,
met haar snikkend gezicht,
slaand, vergeefs evenwel,
|
|