De Gids. Jaargang 122
(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
L.J. Hartog
| |
[pagina 228]
| |
de Rotterdamse binnenstad wellicht (of zeker) mede (of alleen) de schuld geweest van het optreden van de Nederlandse legerleiding op 14 mei 1940? Daarna de vraag: was dit bombardement geoorloofd? was hier sprake van een Duitse misdaad? Tot slot zal worden nagegaan welke belangrijke lessen uit de gebeurtenissen op 14 mei 1940 voor de toekomst getrokken kunnen (en moeten!) worden. | |
Duitse (en Nederlandse) kritiekVan Duitse zijde is, sinds Seyss-Inquart via de processen tegen de voornaamste oorlogsmisdadigers in Neurenberg tot op heden, steeds gewezen op het volgende: 1. Een bombardement op Rotterdam was als zodanig volgens het oorlogsrecht toegestaan op grond van artikel 25 van het Landoorlogsreglement, luidende dat ‘onverdedigde steden...met geen enkel middel (mogen) worden aangevallen’. Dit artikel immers, zo beweerde en beweert men, kan op Rotterdam niet in positieve zin van toepassing worden verklaard, omdat Rotterdam een verdedigde stad was, omdat Rotterdam vanaf de 10de mei door de aanwezigheid van gevechtsklare troepen en door de aanwezigheid van een staf en door het weerstand bieden aan de Duitse soldaten die de rechter Maasoever wilden bezetten, uiteraard per definitie niet meer als een onverdedigde stad kon worden beschouwd. (En... in dit laatste heeft men gelijk.)Ga naar eind3) 2. Het feit dat het bombardement toch doorging, was (mede of alleen) te wijten aan de vertragingstactiek van de Nederlandse legerleiding, die allereerst op een niet-getekend ultimatum weigerde in te gaan, daarna zo lang mogelijk wachtte daarvan de Duitsers kennis te geven en in de derde plaats de parlementair geen volmacht meegaf om te onderhandelen, terwijl daar in het ultimatum door de Duitsers toch om gevraagd was. 3. Van Duitse zijde was (door middel van lichtkogels) alles in het werk gesteld om het bombardement te voorkomen, maar het feit dat het toch doorging was te wijten aan de noodlottige omstandigheid dat de verbindingen faalden op de kritieke momenten; zodat niet van Duitse zijde van Duitse schuld gesproken behoeft te worden aan het toch doorgaan van het bombardement. Want voor het noodlot kan niemand aansprakelijk worden gesteld... Welke verwijten aan het adres van de Nederlandse legerleiding zijn nu onder andere door dr. Jacobsen (en grotendeels evenzeer door overste Bajetto) naar voren gebracht? Anders gezegd: op welke gronden baseren | |
[pagina 229]
| |
de critici hun conclusie dat Rotterdams verwoesting mede het gevolg geweest kan zijn van... onze eigen tekortkomingen? Zij komen met verschillende argumenten. We zullen ze hier alle nagaan - het is, naar wij menen, tot op heden nog niet op de juiste wijze geschied. Het is wel nodig dàt dit geschiedt om nu eens klaarheid te scheppen in een materie die al geruime tijd in de publieke belangstelling staat. In de eerste plaats is (door de critici) opgemerkt, dat, àls men van Nederlandse zijde de overtuiging had dat het ultimatum niet rechtsgeldig was omdat het niet was ondertekend, men van Nederlandse zijde eerder naar de Duitsers had moeten gaan om een nieuw ultimatum te vragen. Men wijst er in dit verband op dat de Duitse parlementair om half elf zijn ultimatum overhandigde, kolonel Scharroo generaal Winkelman direct opbelde, laatstgenoemde echter eerst om... kwart voor twaalf ten antwoord gaf dat de Duitsers moest worden medegedeeld dat op een ongetekend ultimatum niet kon worden ingegaan, met het gevolg dat eerst een kwartier voor het aflopen van het ultimatum (kwart over twaalf, aflooptijd ultimatum half één) bij de Duitsers om een nieuw ultimatum kon worden gevraagd. Deze kritiek is ongegrond! De Nederlanders gingen ervan uit dat van Duitse zijde door het nietondertekenen van het ultimatum een fout was begaan. En dan is het duidelijk dat generaal Winkelman lang mòcht wachten, de parlementair laat mòcht aankomen (hij had nog later mogen aankomen), omdat men de vijand niet eerder op zijn fouten behoeft te (en moet!) wijzen dan vlak vóór het ogenblik waarop men daarvan zelf schade zou ondervinden. Dat hebben te veel critici helaas voorbijgezien! Zij praten over oorlogsrecht, dat wil zeggen over recht. Dan hadden zij er ook rekening mee moeten houden dat men op grond van het recht het recht heeft het recht te gebruiken tot aan de grenzen waartoe het recht het recht verleent en dat het de tegenstander niet toegestaan is kritiek te oefenen op de positie die men uiteindelijk ten opzichte van die grens inneemt, zolang die positie binnen de grenzen van het recht blijft. En dat laatste was hier het geval. Want het tweede ultimatum werd aangevraagd voor het eerste ten einde liep. Overigens (hoewel in dit verband niet essentieel), toen kapitein Backer bij de Duitsers aankwam, moest hij nog meer dan een kwartier wachten tot hij aan generaal Schmidt, die eerst na afloop van de ultimatum-termijn arriveerde (!), het Nederlandse antwoord kon overhandigen. Conclusie: de stelling dat de Nederlanders eerder een nieuw ultimatum hadden moeten aanvragen, ontkent het recht waarop men van Neder- | |
[pagina 230]
| |
landse zijde recht had en moet dus bepaald onjuist worden geacht. | |
Ernstige vergissingenMen had, heeft men gesteld als tweede punt van kritiek, de Nederlandse parlementair volmacht moeten meegeven, zodat hij had kunnen onderhandelen nadàt hem gebleken zou zijn dat het ultimatum wel goed was en dat de fout van het niet-ondertekend-zijn níet betekende dat het ultimatum door een niet-bevoegde autoriteit was verzonden. Laten we eens aannemen dat men gelijk heeft met deze stelling en dat men kapitein Backer zelfs volmacht gegeven had om te capituleren. Wat zou er dan gebeurd zijn? Natuurlijk zou Schmidt dan het bombardement hebben afgelast. En dat deed hij ook toen kapitein Backer om een nieuw ultimatum kwam vragen!Ga naar eind4) En toch ging het bombardement door. Ergo zou het ook zijn doorgegaan als de Nederlandse parlementair de stad had overgegeven! Ook dat hebben te veel critici voorbijgezien. En daaruit volgt dat zelfs wie meent dat de parlementair ten onrechte geen volmacht werd meegegeven, daaruit op grond der logica níet mag concluderen, dat het toch doorgaan van het bombardement dus mede daaraan te wijten kan zijn geweest. Want, zoals hierboven bleek, bestaat tussen deze beide factoren geen oorzakelijk verband.Ga naar eind5)
Het derde punt van kritiek! Men had van Nederlandse zijde, is gezegd, niet mogen stellen dat op een niet-ondertekend ultimatum niet behoeft te worden ingegaan. En voor dat standpunt is heel wat te zeggen! Want er is geen enkele regel in het volkenrecht die voorschrijft dat een ultimatum ondertekend moet zijn. (En dat is om militaire redenen vanzelfsprekend: een commandant die een ultimatum ondertekent, doet zelfs iets wat hij bepaald niet mag doen en waarvoor hij door zijn superieuren op het matje dient te worden geroepen!) Laten we aannemen, dat deze critici volkomen gelijk hebben, aannemen dat het Duitse ultimatum volkomen ‘goed’ was (we komen daar later op terug). Wat hadden de Nederlanders dan moeten doen? Volgens de critici: een parlementair zenden met volmacht. Akkoord! Hoe laat had die mogen aankomen? Hij had nog later mogen aankomen dan kapitein Backer, die ongeveer een kwartier voor afloop van het ultimatum bij de Duitsers was. Hij had in ieder geval niet eerder behoeven aan te komen, want men mag (en móet) een ultimatum zo laat mogelijk beantwoorden! Maar nemen we aan, dat hij op dezelfde tijd was aange- | |
[pagina 231]
| |
komen als kapitein Backer toen deze om een nieuw ultimatum kwam vragen. En dat hij de stad zou hebben overgegeven. Dan zou, ondanks het feit dat de Nederlanders wèl op het ultimatum zouden zijn ingegaan (en dus dezelfde positie zou zijn bereikt als die onder het tweede punt van kritiek is genoemd!), dat wil zeggen precies gedaan zouden hebben wat de Duitsers wilden, Rotterdam toch gebombardeerd zijn! Nochtans geloven we dat, al zou de heer Jacobsen het met al deze punten eens zijn (en we geloven dat hij er op grond van de in Nederland en Duitsland eendere logica wel mee eens zal zijn), hij toch nog een ernstig punt van kritiek zou laten horen, namelijk het ernstigste punt van kritiek dat hij in feite heeft en waarover men in Nederland te veel is heen gelopen omdat men dacht en schreef dat een bepaalde aanduiding van dr. Jacobsen kennelijk alléén maar een schrijffout was... De heer Jacobsen zegt namelijk dat de Duitse parlementair om tien over half elf Duitse tijd (dit is negen uur Nederlandse tijd) over de brug kwam. Hij zegt verder dat kapitein Hoerst om tien over twaalf Duitse tijd (half elf Nederlandse tijd) het ultimatum overhandigde. Anders gezegd: hij beweert dat de Duitsers er anderhalf uur over hebben moeten doen om het ultimatum te brengen waar het wezen moest. Hier vergist de heer Jacobsen zich! Alle Nederlandse bronnen zijn het erover eens dat de parlementair eerst om tien uur over de brug kwam. En dat is een zeer essentieel punt. Want als de Duitsers inderdaad een uur eerder gekomen waren, en dus ook een uur eerder bij kolonel Scharroo zouden zijn gearriveerd, dan zou de aflooptermijn van het ultimatum hebben gelegen vóór het vertrektijdstip van de vliegtuigen. Maar nu is het ook duidelijk hoe dr. Jacobsen is gekomen tot de conclusie, dat het bombardement niet kon worden opgehouden ‘infolge der Verzögerungstaktik der Holländer, die dies in ihrer möglichen Auswirkung verkannten’ (blz. 284), want op grond van zijn gegevens heeft hij aangenomen en mocht hij aannemen dat de Nederlanders de zaak vertraagd hebben (anderhalf uur!), waardoor het ultimatum eerst kòn aflopen nadat de vliegtuigen waren opgestegen. Deze conclusie van dr. Jacobsen is dus op verkeerde gegevens gebaseerd. Had hij over de juiste gegevens beschikt, dan zou hij deze conclusie bepaald niet hebben getrokken en zijn beschuldiging aan de Nederlandse legerleiding niet hebben geuit. Want zo hij meent te kunnen stellen dat de Nederlanders vertragingstactiek toepasten en dit bewijst aan de hand van die negentig minuten, dan zal hij toch wel bereid zijn deze stelling in te trekken nu blijkt dat het geen negentig, maar slechts dertig minuten | |
[pagina 232]
| |
geduurd heeft, eer de Duitse parlementair, na aankomst bij de Nederlandse linies, zijn ultimatum kon overhandigen. Hoe komt de heer Jacobsen aan dit gegeven? Hij heeft daartoe de desbetreffende oorlogsdagboeken geraadpleegd. Als men nu weet dat oorlogsdagboeken niet op de minuut worden bijgehouden, dan is het duidelijk wat hier gebeurd kan zijn.Ga naar eind6) Of Schmidt heeft gewacht tot hij verbinding met Duitsland had (vermoedelijk om tien uur), heeft toen eerst het ultimatum doen uitgaan dat hij eerst op negen uur gesteld had en heeft vergeten dat hij dan ook de aflooptermijn met een uur moest bekorten, terwijl hij dit later in het oorlogsdagboek op deze wijze ‘gecorrigeerd’ heeft, òf men heeft ‘negen uur’ ingevuld om later te kunnen bewijzen dat het bombardement aan de vertragingstactiek der Nederlanders te wijten was...In ieder geval kan worden gezegd: dr. Jacobsen baseert zijn conclusies op verkeerde gegevens. Als hij over de juiste gegevens had beschikt, zou hij nooit tot deze conclusie gekomen zijn! (Dit laatste geldt natuurlijk ook indien onze verklaring van die fout niet de juiste zou zijn.) | |
Géén Nederlandse schuld!Zijn er nog andere constructies denkbaar met betrekking tot het Nederlands-Duitse contact op 14 mei 1940? Neen. Andere verwijten zijn ook niet gehoord en kunnen ook niet worden gehoord omdat ze niet bestaanbaar zijn. Zeker, de heren Jacobsen en Bajetto wijzen er nog op, dat er op 13 mei een tweetal burgers met witte vlaggen over de brug kwam. Nog geheel afgezien van het feit dat het burgers waren en men van burgers geen gebruik mag maken om de capitulatie te eisen, schijnen de genoemde schrijvers te denken dat Von Choltitz deze mensen stuurde om Rotterdam op te eisen. Zij schijnen niet te weten - hadden zij de Verslagen van de Parlementaire Enquête-Commissie maar gelezen! - dat deze burgers toestemming aan de Duitsers vroegen en verkregen om naar de overkant te gaan en daar te vragen het vuur vanaf de rechter Maasoever te doen ophouden, omdat de burgerbevolking op Zuid daarvan zoveel last ondervond... Dat de Nederlanders toen niet met capitulatie-besprekingen begonnen, wel, we geloven, dat als de heren Jacobsen en Bajetto deze feiten hadden gekend, ze dit punt toch bepaald niet betrokken zouden hebben binnen het kader van hun verwijten aan de Nederlandse legerleiding.Ga naar eind7)
Daar nu met betrekking tot het ultimatum, ruimer, ten opzichte van het Nederlands-Duitse contact op 14 mei 1940, geen andere constructies mo- | |
[pagina 233]
| |
gelijk zijn - en ook geen andere punten van kritiek door de Duitse of Nederlandse schrijvers zijn aangevoerd - volgt hieruit dat, zelfs als men aanneemt dat van Nederlandse zijde fouten zijn gemaakt (zoals bleek: het laat aanvragen van het ultimatum was geen fout; het spreken van vertragingstactiek met betrekking tot het feit dat de Duitsers er negentig minuten over moesten doen om het ultimatum te overhandigen berust op een ‘vergissing’, want ze deden er slechts dertig minuten over; het feit dat men geen volmacht meegaf en dat men op een niet-ondertekend ultimatum niet wenste in te gaan mag men desnoods fout noemen), daaruit op grond der logica niet kan en dus niet mag worden geconcludeerd, dat het feit dat het bombardement toch doorging aan Nederlandse fouten te wijten kan zijn geweest. Omdat men nu eenmaal, noch in Nederland, noch in Duitsland, een oorzakelijk verband mag leggen waar dit aanwijsbaar niet aanwezig is. En hieruit volgt dat, welke fouten de legerleiding op 14 mei 1940 ook heeft gemaakt, ze in de meest absolute zin geen enkele schuld draagt voor het feit dat het bombardement toch doorging. Anders gezegd: van Nederlandse zijde draagt men geen enkele schuld aan de verwoesting van de Rotterdamse binnenstad. | |
IIUit de Nederlandse onschuld volgt de Duitse schuld uiteraard niet zonder meer. Want - en zo hebben de Duitsers het altijd gesteld - daar een bombardement op Rotterdam als zodanig volgens artikel 25 van het Landoorlogsreglement was toegestaan enerzijds, van Duitse zijde alles in het werk is gesteld om het bombardement te voorkomen toen bleek dat het niet moest worden uitgevoerd anderzijds, kàn (is, zeggen de Duitsers) hier sprake geweest (zijn) van overmacht, welke het onmogelijk maakt de Duitsers de verwoesting van de Rotterdamse binnenstad als schuld in de laarzen te schuiven. Hebben zij hierin gelijk? Wat gebeurde er nu aan de Duitse kant op de 14de mei? Aan de hand van Kesselrings memoiresGa naar eind8) bouwen we het volgende beeld op: 1. In de eerste uren van de morgen kon de Tweede Luchtvloot, die onder bevel van Kesselring stond, geen verbinding krijgen met de Duitse troepen voor Rotterdam. Kesselrings vraag: moesten de vliegtuigen nu opstijgen of niet? Rotterdam zou immers gevallen kunnen zijn! 2. Kesselring kreeg (zocht?) contact met Goering. Het kwam tot ‘stundenlange erregte telefonische Auseinandersetzungen’ over de vraag of het | |
[pagina 234]
| |
bombardement moest worden uitgevoerd. Besluit: de vliegtuigen moesten opstijgen. De commandant van het eskader werd echter op de bijzonder gevaarlijke situatie gewezen. Een en ander gaf mij, zegt Kesselring, ‘wiederholt’ aanleiding ‘den Geschwader-kommodore auf Beachtung der Signalfeuer und Erkennungszeichen im Kampfraum und ständige Aufrechterhaltung der Funkverbindung mit der Funkstelle des Landungskorps und mit mir besonders hinzuweisen’. 3. Vlak voor het vertrek der vliegtuigen ontving de commandant de mededeling van de Luchtvloot (Kesselring), dat er een ultimatum liep en dat vanaf het Noordereiland lichtkogels zouden worden afgeschoten indien niet moest worden gebombardeerd als gevolg van de overgave van de stad. Dus: hoewel men wist dat Rotterdam zich vóór half twee zou kunnen hebben overgegeven, liet men de vliegtuigen opstijgen die Rotterdam om half twee moesten bombarderen als de stad zich níet zou hebben overgegeven. Mochten de Duitsers, vooropgesteld dat ze met hun acties binnen de grenzen van het oorlogsrecht (dit is het recht op grond waarvan nu door hen het bombardement verdedigd wordt!) wilden blijven, de vliegtuigen laten opstijgen? 1. Ja - indien men ervan overtuigd was dat men, indien nodig, het bombardement tijdens de heenvlucht van de vliegtuigen zou kunnen doen afgelasten, anders gezegd: indien men ervan overtuigd was op zijn verbindingsmiddelen te kunnen vertrouwen. 2. Ja - indien men er níet van overtuigd was het bombardement tijdens de heenvlucht te kunnen afgelasten, indien men níet op de verbindingsmiddelen vertrouwde, mits men het risico van het falen der verbindingsmiddelen zelf op zich nam, dat wil zeggen de vliegtuigen de instructie zou meegeven dat het bombardement eerst moest worden uitgevoerd indien en nadat de noodzaak daarvan door bij voorbeeld radiosignalen en lichtkogels gebleken zou zijn. 3. Neen - indien men er niet van overtuigd was het bombardement te kunnen ophouden, met andere woorden niet geloofde aan de effectiviteit van de verbindingsmiddelen op de kritieke momenten en het risico van het falen afwentelde op Rotterdam door aan de vliegtuigen de instructie mee te geven dat moest worden gebombardeerd tenzij door de verbindingsmiddelen iets anders blijken zou. Want in dit laatste geval zou men bewust het risico op zich moeten nemen, dus tonen bereid te zijn een stad te bombarderen die zich reeds had overgegeven, dat wil zeggen met het laten opstijgen der vliegtuigen de bereidheid tonen een misdaad te plegen, | |
[pagina 235]
| |
welke in materiële zin gelijk zou staan met de schending van artikel 25 van het Landoorlogsreglement. En uit dit alles volgt, dat als eerste maar ook als kardinale vraag gesteld moet worden: mochten de Duitsers erop vertrouwen dat hun verbindingen zouden kloppen? mochten ze er rekening mee houden dat ze het bombardement tijdens de heenvlucht zouden kunnen afgelasten? | |
Falende verbindingenWaren er feiten, die de Duitsers konden leren dat men op zijn verbindingen niet onvoorwaardelijk vertrouwen mag? Zo ja, zagen de betrokken officieren dat in? Wat het eerste betreft geven we slechts twee voorbeelden, beide op vliegtuigen betrekking hebbend, beide van vlak vóór het bombardement op Rotterdam. 1. 13 mei 1940, 's middags vier uur. De beroemde overgang bij Sedan, het meesterstuk dat de inleiding vormde voor de grandioze Duitse overwinning op Frankrijk. Stuka's vliegen aan. Een inleidend bombardement. Maar volkomen anders dan Von Kleist bedoeld had. De gewijzigde orders hadden de vliegtuigen weer eens niet bereikt!Ga naar eind9) 2. 14 mei, enkele uren vóór het bombardement van Rotterdam. Duitse tanks ploegen door de Ardennen westwaarts. Weer komen Stuka's aangevlogen. Ze vernietigen vele Duitse tanks. Ook hier faalden de radioverbindingen. En de grondsignalen.Ga naar eind10) Maar nu het belangrijkste! Kesselring, die de Tweede Luchtvloot onder zijn bevel had en in laatste instantie (? waarover later!) verantwoordelijk was voor het laten opstijgen van het noodlotseskader, zegt zelf, nota bene in verband met de gebeurtenissen op 14 mei 1940 in Rotterdam: ‘daB gerade in den wichtigsten Zeiten des Kampfgeschehens die Verbindungen abreiBen...war mir...etwas Alltägliches geworden’. Welnu, wat willen 1 en 2 anders zeggen dan dat men zich bewust moest zijn van het feit dat men op de verbindingen niet mòcht vertrouwen, en wat wil Kesselrings in dit verband zo belangrijke opmerking anders zeggen dan dat men dat ook heel goed wist toen men de vliegtuigen liet opstijgen?!
Zoals eerder werd uiteengezet had men dan de vliegtuigen nog wel mogen laten opstijgen, mits men bepaald had dat het bombardement eerst moest worden uitgevoerd nadat door middel van de verbindingen | |
[pagina 236]
| |
zou zijn gebleken dat zulks vereist was.Ga naar eind11) Het risico daarvan zou zijn geweest, dat bij het falen der verbindingsmiddelen een stad niet zou zijn gebombardeerd die wel had moeten worden gebombardeerd. Het feit dat men deze methode niet koos, bewijst dat men dat risico niet wilde nemen. Het feit dat men, omgekeerd, bepaalde dat het bombardement moest worden uitgevoerd tenzij ter plaatse of door radiografisch contact het tegendeel blijken zou, bewijst dat men het risico van de falende verbindingen afwentelde op Rotterdam. Anders gezegd: door het laten opstijgen van de vliegtuigen met deze instructie gaf men de bereidheid te kennen een stad te bombarderen die zich reeds zou hebben overgegeven, toonde men zich dus van Duitse zijde bereid een vergrijp te plegen tegen het oorlogsrecht.Ga naar eind12) Had men deze bereidheid tot misdaad niet getoond, dan zou Rotterdam ook niet zijn gebombardeerd. Want men kan wel zeggen lichtkogels die werden afgeschoten niet te hebben gezien, men kan geen lichtkogels gezien hebben die nooit werden afgezonden! Wie, wetend dat de verbindingen kunnen falen, nochtans een actie begint welke tot een misdaad leiden kan, kan zich achteraf niet van schuld vrij praten door zich te beroepen op die falende verbindingen. Vóór het bombardement wentelde men het risico van de falende verbindingen af op Rotterdam en toonde zich dus bereid een vergrijp te plegen tegen het oorlogsrecht. Na het bombardement beriep men zich op de falende verbindingen als ware hier sprake geweest van overmacht en verdedigde het bombardement op grond van het oorlogsrecht. Nota bene! En hiermede zijn, naar wij menen, ook de stellingen van dr. Jacobsen met betrekking tot het Duitse schuld-onschuld-probleem (dat de Duitsers geen schuld droegen aangezien de verbindingen faalden en dat het bombardement op zichzelf geoorloofd was) verworpen, omdat 1. wie weet dat de verbindingen kunnen falen, zich niet op overmacht beroepen mag als ze inderdaad falen, daar men voor incalculeerbare factoren de volledige verantwoordelijkheid draagt; 2. men zich niet beroepen kan op het oorlogsrecht ter verdediging van een bombardement dat om half twee aanving, als men honderd minuten daarvóór door het laten opstijgen der vliegtuigen die dat bombardement moesten uitvoeren, de bereidheid heeft getoond dat oorlogsrecht als een quantité tout négligeable te beschouwen. | |
De rol van GoeringKesselring vertelt in zijn memoires dat hij niet wist of Rotterdam zich | |
[pagina 237]
| |
reeds op de morgen van de 14de mei had overgegeven. Dat hij óók wist dat de verbindingen op de kritieke momenten konden uitvallen. Het was hem ‘etwas Alltägliches’ geworden! Kesselring moet begrepen hebben welke kwade kansen hier lagen, ook ter latere verdediging van zó'n bombardement. En nu is het ook wel begrijpelijk waarom hij spreekt van ‘stundenlange erregte telefonische Auseinandersetzungen’ met Goering. En het is evenzeer duidelijk welke beschuldiging Kesselring hier (bewust? onbewust?) uitspreekt. Want die urenlange, opgewonden gesprekken vonden toch kennelijk hun oorzaak in een ernstig meningsverschil. Aan de ene kant Kesselring, een niet geheel onrechtschapen soldaat met bovengenoemde bedenkingen - aan de andere kant Goering, de man die vroeger al zo vaak beweerd had: ‘Meine Maßnahmen werden nicht durch irgendwelche juristische Bedenken angekränkelt sein’Ga naar eind13), de man die ook het bombardement op Warschau in Neurenberg (onder meer door Kesselring) verdedigen liet op grond van tactische noodzaak en artikel 25 van het Landoorlogsreglement, terwijl later aangetoond kon worden, dat hij, buiten Kesselring en Keitel om, uitsluitend samen met Hitler de verwoesting van Warschau had gepland reeds twaalf dagen voordat het bombardement werd uitgevoerd!Ga naar eind14) Het is duidelijk wie de uiteindelijke beslissing nam, dat de vliegtuigen met déze instructie moesten opstijgen. Niet Kesselring, maar Goering, niet de luchtmacht in engere zin, maar de ‘Partij’ in ‘ideologische’ zin, niet Duitsland, maar het nationaalsocialisme. Het bombardement vloeide niet voort uit noodzaak, maar uit een misdadige mentaliteit. Wacht even! zal de heer Jacobsen nu zeggen. Want al is al het voorgaande waar, ik heb toch wel aangetoond, dat het bombardement strategisch noodzakelijk was, gezien de situatie ter plaatse en gezien de situatie op het westfront op 13 en 14 mei 1940. Inderdaad. Dr. Jacobsen heeft bladzijden lang de situatie op het westfront vanaf 10 mei nagegaan om te kunnen aantonen hoe nodig het was snel te kunnen optreden. En wat is nu zijn sterkste, haast op iedere pagina herhaalde argument? De steeds maar binnenkomende berichten over Britse kruisers en transportschepen, over de mogelijkheid en de werkelijkheid van landingen bij Zeeland vooral. Dat is bepaald een sterk argument, want hierdoor werden de Duitse troepen in de lijn Moerdijk-Dordrecht-Rotterdam in de rug bedreigd. Er was dus geen tijd te verliezen, drukt hij uiterst vet. En zo dacht men er in Rotterdam-Zuid ook over. En daarom vroeg men het bombardement aan. Maar... nu moeten we de zo belezen heer Jacobsen toch op een voor al | |
[pagina 238]
| |
zijn redeneringen pijnlijke bron wijzen. Rieckhoff (die bij de Tweede Luchtvloot zat en het dus wel weten kon) zegt: ‘Das Gewissen der führenden Kommandostellen (onze toevoeging: neutraliteitsbreuk!) wurde vorsorglich durch tendenziöse und gefälschte Meldungen der V-Abteilung des Generalstabes (Schmidt) über angebliche britische Truppenlandungen in Vlissingen... beschwichtigt’.Ga naar eind15) Wie was Schmidt? De beruchte alcoholist, chef van de inlichtingendienst van de Luftwaffe, intiem vriend en direct medewerker van Goering, van wie hij direct zijn orders ontving. Goering bracht dus om politieke redenen de generaals een verkeerde beoordeling van de toestand bij. Op grond van die beoordeling achtte het leger spoed, in casu een forceren van de doortocht door Rotterdam door middel van een bombardement, geboden. En ook door die spoed (‘Ich bin gezwungen schnell zu handeln’, schreef Schmidt in zijn tweede ultimatum) ging Rotterdam te gronde.Ga naar eind16) Zo men zich ooit op ‘Kriegsnotwendigkeit’ beroepen mag - hier toch zeker niet! | |
Misdaad en karakterIn 1933 kreeg Goering de Pruisische politie om de binnenlandse vijand te bestrijden. In 1939 kreeg hij de Luftwaffe om de buitenlandse vijand te vernietigen. In 1933 instrueerde hij de politie zeer streng op te treden en op onschuldige slachtoffers geen acht te slaan, zeggend: ‘politieambtenaren die...van de vuurwapenen gebruik maken, zullen ongeacht de gevolgen hiervan op mijn bescherming kunnen rekenen; zij die uit misplaatste bezorgdheid voor deze gevolgen nalatig blijven zullen volgens de bepalingen worden gestraft. Geen enkele ambtenaar moet vergeten dat nalaten op te treden ernstiger opgevat zal worden dan een fout door optreden begaan’.Ga naar eind17) Dus: bij twijfel schieten. Daarna zien of het nodig geweest was om te schieten. En ten slotte eventueel ‘bedauern’. En dit is nu naar onze mening precies hetzelfde standpunt als hij ten opzichte van Rotterdam heeft ingenomen. Want de heer Jacobsen heeft gelijk als hij zegt dat de Duitsers het toch doorgaan van het bombardement betreurden. Want mensen als een Schmidt en een Von Choltitz waren geen gangsters, maar officieren uit de oude school met begrippen van eer en fatsoen. En het kan als vaststaand worden aangenomen dat zij alles in het werk hebben gesteld om het bombardement te voorkomen. Maar de heer Jacobsen geeft ook hier weer een halve waarheid. Want deze waarheid kan niet betrokken worden op de man die de uiteindelijke beslissing | |
[pagina 239]
| |
nam. Zijn methode van ‘eerst schieten’ vloeide rechtstreeks uit zijn karakter voort. Het is onthullend voor dat karakter dat hij zijn immorele instructies aan de politie in 1933 verdedigde met de opmerking: ‘Ik schiet ook wel eens verkeerd. Maar dan heb ik tenminste het plezier gehad dat ik geschoten heb...’ Roberts heeft deze opmerking ‘ongelofelijk schunnig’ genoemd.Ga naar eind18) Naar wij menen is Rotterdam aan dezelfde schunnige mentaliteit te gronde gegaan. De vliegtuigen moesten opstijgen, als de verbindingen niet klopten; des te erger voor de Nederlanders, maar dat was hun zaak. ‘Keine juristische Bedenken’. Daarom is het ingrijpen van Goering onzes inziens fataal geweest. Er heeft zich, en dat is te weinig ingezien, tussen de planning van het bombardement als tactische ondersteuning en de uitvoering daarvan een verschuiving voorgedaan van het geoorloofde naar het ongeoorloofde. Aan deze ‘verschuiving’ is Rotterdam te gronde gegaan. Aan deze ‘verschuiving’ is de naam Goering verbonden. Sterker: door valse berichtenGa naar eind19) bracht hij het leger de noodzaak van een bombardement bij, door zijn beslissing dat de vliegtuigen moesten opstijgen met déze instructie werd Rotterdam uiteindelijk verwoest. Hij stond aan het begin èn aan het einde van het bombardement. Dit was het bombardement van Goering. Dit was zijn misdaad. Was het echter nòg erger? | |
Opzet waarschijnlijk!In Neurenberg heeft de Britse openbare aanklager, Sir David Maxwell-Fyffe, het bombardement van Rotterdam met Goering en Kesselring behandeld. Er is toen de mening uitgesproken dat Goering zou hebben verboden het bericht van Schmidt, dat het bombardement niet moest worden uitgevoerd, aan de commandant van het eskader door te geven. De heer Jacobsen zegt, daarover in de bronnen niets gevonden te hebben. Dat zegt uiteraard weinig - het zal hem als historicus bekend zijn dat dergelijke acties nooit werden vastgelegd. Maar er zijn met betrekking tot het bombardement toch wel een paar hoogst merkwaardige dingen gebeurd! We noemen er één. Toen de vliegtuigen boven Rotterdam aankwamen, poogde men van beneden radiografisch contact te krijgen. Dit mislukte. Waardoor? Von Choltitz (weer zo'n feit door de heer Jacobsen, die de indruk geeft alles te hebben bestudeerd wat rechtstreeks of zijdelings met het bombardement verband houdt, niet genoemd!) schrijft: ‘Der Versuch einer Funk- | |
[pagina 240]
| |
verbindung miBlingt. Die Maschinen haben (so wurde mir später erklärt) ihre Geräte auf den Verkehr innerhalb des Verbandes umgeschaltet’.Ga naar eind20) Vraag: hoe is dat te rijmen met Kesselrings uitdrukkelijke opmerking dat hij de commandant (‘wiederholt’!) de verplichting oplegde tot ‘ständige Aufrechterhaltung der Funkverbindung mit der Funkstelle des Landungskorps und mit mir’ (in casu Kesselring)?Ga naar eind21) Slechts op één manier, namelijk dat de commandant van Kesselrings bevel ontslagen was door een nog hogere chef. En dit zou dan slechts Goering geweest kunnen zijn. We zitten dan toch wel heel dichtbij de opvatting van Sir David in Neurenberg en bij die van kolonel Scharroo (‘Ik heb de vaste overtuiging dat het alles schijn is geweest. Van uit Duitsland wilde men de stad kapot hebben’). Is dit een te gewaagde veronderstelling? Allerminst! We merken op, dat Goerings beslissing dat de vliegtuigen toch moesten opstijgen (hoewel hij wist wat de gevolgen konden zijn) en de mogelijkheid dat hij daarna besliste (door het ontheffen van de commandant van Kesselrings bevel) dat het bombardement in ieder geval moest worden uitgevoerd, in feite zeer dichtbij elkaar liggen. Sterker: psychologisch gezien ligt deze mogelijkheid in het verlengde van eerdergenoemde beslissing en is de logische consequentie van de ‘eerst-schieten’-theorie. We vragen ons daarnaast af, of het feit dat men de opdracht tot de uitvoering van het bombardement gaf tenzij anders zou blijken door middel van radiografisch contact of lichtkogels, ook niet in deze richting wijst om een andere reden. Want door deze instructie maakte men zich in feite los van de beslissingen van de generaals in Rotterdam-Zuid en hield de beslissing aan zich (dat wil zeggen in Duitsland), omdat men via deze instructie aan de commandant van het eskader later wèl zou kunnen zeggen de lichtkogels die werden afgeschoten niet te hebben gezien, maar (bij omgekeerde instructie) moeilijk zou hebben kunnen volhouden lichtkogels te hebben gezien die nooit werden afgeschoten. Is dr. Jacobsen anno 1958 wellicht nog in deze val gelopen die in 1940 werd opgesteld? | |
ConclusiesUit het voorafgaande zijn uiteraard een vrij groot aantal conclusies te trekken. We geven de voornaamste: 1. De Duitse verbindingen hebben gefaald. Daar men er zich echter terdege van bewust was dat ze konden falen, en nochtans de vliegtuigen | |
[pagina 241]
| |
liet opstijgen met de instructie dat moest worden gebombardeerd tenzij door middel van de verbindingsmiddelen anders zou worden bericht, nam men het risico op zich eventueel een stad te bombarderen die zich reeds zou hebben overgegeven, met andere woorden toonde men zich bereid tot schending van het oorlogsrecht. 2. Het feit dat het bombardement op Rotterdam toch werd uitgevoerd, hoewel er een ultimatum liep en men van uit Rotterdam-Zuid het bombardement trachtte te voorkomen, vond zijn oorzaak in bovengenoemde bereidheid tot misdaad. 3. Daar men terdege wist dat de verbindingen konden falen, kan men zich achteraf niet op overmacht beroepen als de verbindingen inderdaad gefaald hebben. 4. Daar men met het laten opstijgen zich bereid toonde een vergrijp te plegen tegen het oorlogsrecht, kan men zich niet achteraf beroepen op dat oorlogsrecht om het bombardement te verdedigen. 5. De hoofdschuldige in het Rotterdamse drama is Goering geweest. Hij besliste dat de vliegtuigen moesten opstijgen met deze instructie, hoewel hij wist wat de gevolgen konden zijn. 6. Het moet daarnaast zeer waarschijnlijk worden geacht dat hij het bevel gaf, het bericht van Schmidt dat het bombardement niet moest worden uitgevoerd, niet aan de eskadercommandant door te geven, òf de eskadercommandant vooraf van Kesselrings orders had ontslagen waardoor deze commandant het bericht ook niet ontvangen kòn en hij dus ook niet op de lichtkogels behoorde te letten (die overigens niet alleen door kolonel Scharroo vanaf de Statenweg werden waargenomen, maar in heel Rotterdam werden opgemerkt). En dat Goering er aldus voor zorgde dat het bombardement in ieder geval doorging. Zodat het zeer waarschijnlijk is dat zelfs van opzet sprake is geweest. Toen kolonel Scharroo na het bombardement bij de Duitsers aankwam om de stad over te geven, had hij de indruk, dat men vanaf de linker Maasoever alles gedaan had om het bombardement te voorkomen, maar dat men in Duitsland beslist had dat het toch moest doorgaan, dat de stad ‘kapot’ moest. Tussen die rampzalige middag van de 14de mei 1940 en februari 1959 zijn vele nieuwe feiten bekend geworden. Deze feiten wijzen wel zeer sterk in één richting: dat de indruk die kolonel Scharroo op die middag van de 14de mei kreeg, de juiste was. Het bombardement van Rotterdam: Overmacht? Neen! Duitse schuld? Wel degelijk! Opzet? Zeer waarschijnlijk! | |
[pagina 242]
| |
IIIHet nut van de geschiedenis is, dat ze er ons heden op wijst wat we in de toekomst niet moeten doen. In het voorafgaande hebben we aangetoond, dat de Duitsers wel, de Nederlanders geen schuld droegen aan de verwoesting van de Rotterdamse binnenstad. Dat alles is historie. Kan deze historie echter ook zijn nut hebben - een groter nut dan de bevrediging van onze nieuwsgierigheid in wat zich vroeger afspeelde? Wel degelijk! Er zijn destijds aan Nederlandse kant fouten gemaakt, vergissingen begaan die in de toekomst voorkomen kunnen worden. En voorkomen moeten worden mocht het onverhoopt nog eens zover komen. Er zijn daarnaast, ook in de vele discussies rondom het bombardement, een aantal vreemde opvattingen naar voren gekomen, die, zoals blijken zal, meer dan noodzakelijk correctie behoeven. En dat niet alleen ten behoeve van een juiste interpretatie van het verleden, maar ook, en vooral, ten behoeve van ons welzijn in de toekomst. En opdat niet beweerd zal kunnen worden dat de oorlog een te ernstige zaak is om aan militairen te worden overgelaten. Daarvoor gaan we nog twee keer terug naar Rotterdam in mei 1940. En twee keer terug naar de discussies over het bombardement in de Nederlandse en Duitse pers in 1958 en 1959. | |
Het ultimatumOnder het ultimatum dat de Duitsers op de morgen van de 14de mei overhandigden stond geschreven: ‘de commandant van de Duitse troepen’. Geen naam. Geen rang. Geen handtekening. En dat was de reden waarom er van Nederlandse zijde niet op werd ingegaan. Want, zo redeneerde men, dat ultimatum zou wel eens van een niet-bevoegde autoriteit kunnen zijn uitgegaan, het zou wel eens een krijgslist kunnen zijn. Het is onbegrijpelijk, dat men van Nederlandse zijde niet heeft ingezien hoe onjuist men hier redeneerde. En het is nog onbegrijpelijker, dat men ruim achttien jaar later dat nòg niet inziet. Generaal Wilson schreef onlangs nog: ‘Generaal Schmidt maakte een fout door een niet-ondertekend ultimatum te zenden ... doordat het stuk niet was ondertekend was het... een vodje papier’.Ga naar eind22) Neen, Schmidt maakte geen fout! Het | |
[pagina 243]
| |
ontgaat ons waarom militairen niet inzien, dat een ultimatum niet ondertekend màg worden (niet Schmidts eerste, maar zijn tweede ultimatum was ‘fout’!) en ook de uitdrukkelijke uitspraak van prof. François niet kennen dat het volkenrecht (onze toevoeging: bijgevolg) geen enkele regel kent, welke eist dat een ultimatum ondertekend moet worden.Ga naar eind23) Dit betekent dat, toen kapitein Backer bij de Duitsers aankwam en aan Schmidt meedeelde, dat de Nederlanders niet op het ultimatum wensten in te gaan omdat het niet ondertekend was, Schmidt het recht had gehad op dit argument niet in te gaan. Met andere woorden: hij had het recht gehad het bombardement níet af te gelasten, het recht gehad géén tweede ultimatum te geven, het recht gehad de actie te beginnen als van Nederlandse zijde alsnog de stad niet voor de afloop van het (eerste) ultimatum zou zijn overgegeven. Het is een meevaller geweest, dat Schmidt kennelijk zijn deskundige niet bij zich had en na de niet-steekhoudende opmerking van kapitein Backer: ‘U weet toch, generaal, dat een ultimatum ondertekend moet worden’, is gaan twijfelen, ook niet wist dat het niet moest, een tweede ultimatum gaf en het bombardement afgelastte. Omdat hij het bombardement afgelastte en het desondanks werd uitgevoerd, kan deze Nederlandse fout, zoals wij hiervóór aantoonden, niet betrokken worden op de schuldvraag met betrekking tot het feit dat het bombardement toch doorging, voor zover het de Nederlandse legerleiding betreft. Maar het had ook anders kunnen zijn, als we eraan denken dat enerzijds Schmidt niet verplicht was het bombardement af te gelasten en dat anderzijds, als de verbindingen hadden geklopt en er geen Goering was geweest, door middel van afgelasting het bombardement had kunnen worden voorkomen. En daaruit volgt in ieder geval dit: dat het uitermate gevaarlijk is als anno 1959 vooraanstaande militairen en krijgshistorici nog steeds niet schijnen te weten dat een ultimatum niet ondertekend behoort te zijn. Het is nodig dat zij het in de toekomst wel weten! De geschiedenis zou zich op een veel pijnlijker wijze kunnen herhalen, als we een tegenstander kregen die het wel weet en, anders dan de Duitsers in 1940, op zijn stuk blijft staan. Men zal vragen: bestond dan niet het gevaar voor een krijgslist? Inderdaad bestond dit. En als zodanig is het ultimatum ook vaak gebruikt, kan het worden gebruikt, mag het worden gebruikt. Goed, zal men zeggen, maar wat is dan nog de betekenis van een ultimatum? En dan zijn we | |
[pagina 244]
| |
precies waar we zijn moeten. Want noch op 14 mei 1940, noch in de discussies rondom de artikelen van de heren Jacobsen en Bajetto heeft men blijk gegeven in te zien wat het wezen van een ultimatum aan een verdedigde stad is. Had men het wel ingezien, dan had men geweten dat de op 14 mei 1940 gestelde vraag een in feite onvraagbare vraag was. En de vraag of een ultimatum als het een krijgslist mag zijn dan nog enige waarde heeft, evenzeer. En dit moge blijken uit het navolgende. Want nòg iets moet geleerd worden. Op nòg een gebied kan 14 mei een les voor de toekomst zijn. | |
Burgers en militairenGeen enkele soldaat is verplicht een vijandelijk soldaat een ultimatum te zenden voor hij hem gaat aanvallen. Maar een leger dat een verdedigde stad wil gaan bombarderen, heeft wèl bepaalde verplichtingen. Artikel 26 van het Landoorlogsreglement zegt: ‘De commandant van de aanvallende troepen moet alvorens te bombarderen ... de autoriteiten waarschuwen’. En nu is het zeer interessant eens na te gaan waar de voornaamste bronnen van dit artikel lagen. Want dit schijnt niet bekend te zijn waar het bekend behoort te zijn. In 1863 gaf de Amerikaanse regering een instructie uit aan de troepen te velde.Ga naar eind24) Daarin werd in artikel 19 gezegd: ‘commanders ... inform the enemy of their intention to bombard a place, so that noncombatants, and especially the women and children, may be removed before the bombardment commences’.Ga naar eind25) In 1880 gaf het Instituut voor Internationaal recht een studie uit over de oorlog te land, waar, in artikel 31, (dus!) gesteld werd: ‘the commander of an attacking force ... shall ... give notice of his intention (to bombard) to the local authorities’.Ga naar eind26) Daarna begon men echter in te zien, dat er aan zo'n waarschuwing twee kanten zaten. Want uit de waarschuwing aan de lokale autoriteiten (in de zin van: ‘laten de burgers maken dat ze wegkomen, want we gaan schieten’) kàn (kàn, zie verder!) uiteraard een ultimatum aan de militaire autoriteiten voortvloeien, omdat het logisch vervolg van de zin ‘want we gaan schieten’ uiteraard de woorden ‘tenzij jullie militairen de stad eerder overgeven’ kunnen zijn! Men loste dit in 1907 (Landoorlogsreglement) aldus op. Men sprak van ‘autoriteiten’ (en dus uitdrukkelijk niet over militaire autoriteiten, waarover in andere artikelen wèl gesproken wordt!) en bedoelde dus dat de burgerlijke autoriteiten moesten worden gewaarschuwd (opdat de bevol- | |
[pagina 245]
| |
king kan wegtrekken) en dat aan de militairen een ultimatum kàn worden overhandigd, ten einde tot eerdere overgave van de stad te komen. Bewust werd gesproken van ‘autoriteiten’ en niet van ‘burgerlijke’ en ‘militaire’ autoriteiten. Omdat artikel 26 ook geldt voor een bombardement achter de frontlinie (ook dan moet de bevolking worden gewaarschuwd: radio, pamfletten!), terwijl dan van een ultimatum geen sprake kan zijn omdat een stad zich nu eenmaal wel aan troepen die vlakbij liggen (Rotterdam 1940!), niet aan vèrdragend geschut (Parijs 1914!) of aan vliegtuigen (Londen 1940, wel gewaarschuwd!) kan overgeven. Waaruit volgt dat het ultimatum secundair is ten opzichte van de waarschuwing aan de burgerbevolking. Het ultimatum vloeit uit de waarschuwing voort en niet omgekeerd, want tussen militairen als zodanig bestaat geen enkele verplichting hoe dan ook of wanneer dan ook ultimata te zenden. In de eerste plaats blijkt uit het voorafgaande dat de opmerking van generaal Wilson: ‘het (ultimatum) was een zeer grove intimidatiepoging, omdat het mede aan B. en W. van Rotterdam was gericht ... het was een poging om via het stadsbestuur invloed op een militaire tegenstander uit te oefenen’, zeer bepaald onjuist moet worden geacht. De Duitsers handelden volkomen correct. (Ze hadden trouwens, anders dan wij, een uitstekende handleiding op dit punt!)Ga naar eind27) Het wil ons voorkomen dat generaal Wilson, terecht onze meest vooraanstaande krijgshistoricus, die in een aantal voortreffelijke publikaties de belangstelling van velen voor de krijgshistorie heeft weten te wekken, op een niet gering aantal punten zijn stellingen met betrekking tot het bombardement van Rotterdam zal moeten herzien. We geloven dat wij hier niet de Duitsers moeten aanvallen, maar de hand in eigen boezem behoren te steken. Want er zit een andere, hoogst gevaarlijke kant aan deze zaak. Generaal Wilson zou, gezien zijn opvattingen, die kennelijk gemeengoed zijn, B. en W. van Rotterdam niet hebben willen waarschuwen dan na (concreet) kwart voor twaalf, dat wil zeggen nadat de militaire autoriteiten hun beslissing hadden genomen (want eerst kwart voor twaalf belde generaal Winkelman zijn beslissing door). De Duitsers waarschuwden B. en W. van Rotterdam echter reeds om half elf!Ga naar eind28) Deze vijf kwartier nu kunnen in gegeven omstandigheden zeer belangrijk zijn om te doen waartoe de waarschuwing gegeven wordt: het ontruimen van de stad, het laten wegtrekken van de burgerbevolking. Dit is zonder meer duidelijk.Ga naar eind29) Welke conclusie moet daaruit getrokken worden? Op zijn minst deze: dat het wel belangrijk is dat de deskundigen nu eens vaststellen hoe arti- | |
[pagina 246]
| |
kel 26 van het Landoorlogsreglement door de militairen moet worden geinterpreteerd! Naar wij menen, níet zoals generaal Wilson dat doet, wèl zoals de Duitsers dat deden. Laten we vooral niet vergeten dat hier een mogelijkheid ligt dat men anders burgers zou blootstellen aan een zeer ernstig gevaar en dat dit zou voortkomen uit de verkeerde interpretatie van militaire zijde van een artikel uit het oorlogsrecht dat nu juist ter bescherming van de burgerbevolking geschapen is. Burgers behoren te beseffen (het wordt helaas niet altijd beseft!) dat ons leger, onze vloot en onze luchtmacht de instrumenten zijn die uiteindelijk en in laatste instantie geroepen zijn de belangen der burgers te beschermen. Aan dit zelfde besef behoort ook van militaire zijde volledig uiting te worden gegeven. | |
Al die artikelen...Dr. Hans Adolf Jacobsen heeft met zijn studie wel stof doen opwaaien in Nederland. Persartikelen, gedichten, ingezonden stukken! Maar waarom zijn niet alleen de artikelen van de heer Jacobsen en overste Bajetto fout geweest, waarom hebben ook de Nederlandse kritieken daarop de aandachtige lezer zo weinig bevrediging kunnen schenken? Omdat, naar wij menen, zeer weinig schrijvers hebben ingezien, dat als de krijgshistorie historische gebeurtenissen wil verklaren, ze de gebeurtenissen in een ideologische oorlog niet kan verklaren op grond van de gebeurtenissen op het slagveld alleen. En in dit verband gaan we nu nog even terug naar het bombardement zelf. Toen de Duitsers van uit Rotterdam-Zuid hun lichtkogels de lucht inzonden, werden deze lichtkogels door de linker colonne, na het afwerpen van de eerste bommen, opgemerkt. Deze colonne draaide af, verliet Rotterdam en viel een ‘Ersatz-doel’ aan de kust aan. Wie met dit feit bekend is, zal zich bij het lezen van het voorgaande wellicht hebben afgevraagd: pleit dit niet tegen onze theorie van schuld en opzet? In de eerste plaats wijzen wij erop dat de linker colonne onder een ander commando stond dan de rechter. En de commandant van de rechter colonne had nu juist de instructies van Kesselring (en de door ons zeer waarschijnlijk geachte instructies van Goering) gekregen. Maar er is nog iets. Als men dit feit van het ‘afdraaien’ op de schuldvraag betrekken wil, dan is er naar onze mening voldoende reden om juist tot een voor de Duitsers nietontlastende verklaring te komen. En in dit verband wijzen we op iets, dat | |
[pagina 247]
| |
wij mede betrekken op de meeste artikelen die over dit onderwerp geschreven zijn. Mede betrekken op nog enkele belangrijke punten. Wij beginnen dan te vragen: wat was de meest wezenlijke methode van het nationaal-socialisme? Men kan de methodiek van het nationaal-socialisme van vele zijden benaderen. Maar de vruchtbaarste wijze van benadering is naar wij menen deze: deze methodiek te zien als de meest vulgaire neerslag van het meest verheven standpunt van het kritische idealisme in het Duitse denken: het ‘als-ob’. Voor zover ons bekend heeft men ten onrechte deze sleutel op het nationaal-socialisme nooit opgeraapt. Want in dit als-ob lag niet alleen de demonische kracht van het systeem (het in zichzelf verdelen van mensen, partijen, regeringen), ligt niet alleen de oorzaak van de nog te horen opmerking ‘dat er toch wel goede kanten aan zaten’, maar ligt tevens de essentie van alle nationaalsocialistische acties. In de politiek: het laten goedkeuren van gebiedsuitbreidingen door volksstemmingen achteraf, als ware hier een democratisch principe toegepast; de vredesbetuigingen en het zich ondertussen bewapenen. In de strategie: het beroemde plan Manstein, dat van het alsob uitging - doorbraak op de linker vleugel, een doorbraak op de rechter vleugel suggererend - en door de generale staf van het Leger niet, door Hitler wel werd aanvaardGa naar eind30); het gereedmaken van een invasievloot in 1940, zonder dat het ooit Hitlers bedoeling is geweest in Engeland te landen; Hitlers van de generale staf afwijkend inzicht dat de invasie in Normandië zou komen (1944)... waar zij inderdaad kwamGa naar eind31). Inderdaad, in dit als-ob lag de essentie van Hitlers zogenaamde (en aanwezige!) intuïtie, die ‘slechts’ een ‘List der Vernunft’ was. In de politiële en criminele activiteiten: het vermoorden van in ‘Schutzhaft’ genomenen. In de meidagen: het ‘in bescherming nemen’ van ook onze neutraliteit. Enzovoorts. Beziet men de acties van het nationaal-socialisme van uit deze achtergrond, dan is het begrijpelijk waarom noch de heer Jacobsen, noch overste Bajetto tot een oplossing van het vraagstuk van het bombardement is gekomen. Ze hebben zich niet afgevraagd (en dat had de historicus zich als eerste vraag moeten stellen!) of het verschijnsel der schijnlegaliteit dat uit het als-ob voortvloeit, niet van toepassing moest worden verklaard op de Duitse verklaring van toepasbaarheid van artikel 25 van het Landoorlogsreglement op het bombardement van Rotterdam. Daar ligt de diepere reden waarom zij dit vraagstuk niet tot oplossing konden brengen, waarom zij het vraagstuk eigenlijk niet konden zien in zijn ware aard. En dat is wel belangrijk. Want het maakt weer eens duidelijk dat de krijgsge- | |
[pagina 248]
| |
schiedenis aan gene zijde van de beschrijving, als verklaringsmogelijkheid dus van krijgshistorische verschijnselen, steriel dreigt te blijven, wanneer ze niet bereid of in staat is tot grensoverschrijding in de richting der politieke historie en nog een paar vakken meer. Daar moeten sommige krijgshistorici toch wèl aan denken! Opdat niet - ook naar aanleiding van de artikelen over het bombardement van Rotterdam! - gezegd zou kunnen worden dat de krijgsgeschiedenis een te ernstige zaak is om aan militairen te worden overgelaten. Laten we niet vergeten dat deze dingen niet onbelangrijk zijn. En niet alleen (hoewel óók) omdat krijgshistorie (militairen weten het!) een zeer belangrijk vak is. | |
Ken u zelf ... en de vijand!In het najaar van 1939 stelde de Franse opperbevelhebber Gamelin een kundig verdedigingsplan op, om dit bij een Duitse aanval in praktijk te brengen. Het was een voortreffelijk plan van uit klassieke gezichtspunten. Maar juist dit plan (uitgaande van een herhaling van 1914, of van een dit keer totale realisering - inclusief Nederland - van het plan Schlieffen) leidde tot een debâcle, die vooraf ondenkbaar zou zijn geweest. In zes weken tijd werd het leger dat als het sterkste ter wereld bekend stond vernietigend verslagen. Waarom? Naar wij menen hebben ook hier te veel krijgshistorici de oorzaak gezocht in ‘technische onvolkomenheden’ (bewust gebruiken we hier Jacobsens woord, dat hij bezigt ter verklaring van het doorgaan van het bombardement van Rotterdam, maar waarachter, zoals we aantoonden, iets heel anders en veel meer essentieels verborgen lag). De vraag ‘waarom’ moet naar onze mening anders worden beantwoord. Als volgt: omdat Gamelin alles van oorlogvoeren, maar niets van het nationaalsocialisme en bijgevolg niets van moderne oorlogvoering begreep. Had hij het nationaal-socialisme wel begrepen, dan zou hij geweten hebben dat Hitler, die het beginsel van het als-ob nu al zes jaar (en langer!) in zijn binnen- en buitenlandse politiek toepaste, dit ook op het gebied der strategie zou doen (mede omdat geen volk als de Duitsers zozeer de neiging heeft de werkelijkheid aan de hand van een theorie te benaderen en op die werkelijkheid het stempel van de theorie te drukken). En dan zou hij, Gamelin, dus nog wel niet geweten hebben, hóe Hitler het zou doen, maar zou hij op zijn minst een reserve hebben achtergehouden om de consequenties van dit als-ob af te snoeren. Maar toen de Duitsers op 13 mei 1940 hun beroemde doorbraak bij Sedan forceerden, beslissend voor de | |
[pagina 249]
| |
Franse nederlaag, en Churchill, in Parijs, vroeg waar de Franse reserve was, antwoordde Gamelin: ‘Die hebben we niet!’ Tegen het eerste als-ob van de Duitsers (de doorbraak bij Sedan) was Gamelin niet opgewassen. En ofschoon hij toen nog wel versterkingen had kunnen aanvoeren van uit de Maginotlinie, viel hij ten offer aan het tweede als-ob: het kan niet, dacht Gamelin, dat de Duitsers de beslissing zoeken op hun linker vleugel, want zie eens hoe ver ze op hun rechter vleugel uithalen, ze trekken zelfs Nederland binnen en dat deden ze in 1914 niet eens! (Bovendien werden de acties van de legergroep A in het Duitse legerbericht nagenoeg doodgezwegen, als gold het hier een secundaire aangelegenheid, en durfde Gamelin maar weinig troepen aan de Maginotlinie te onttrekken omdat een week eerder via de Abwehr berichten waren binnengekomen dat Nederland, België en... Zwitserland zouden worden aangevallen - hetgeen ons overigens doet vermoeden dat de Abwehr, die dacht te spelen, zelf gespeeld werd en men het vastpennen van de Franse troepen vlakbij Sedan belangrijker vond dan het doorgeven van de aanvalsdata op Nederland en België!) Gamelin was een knap generaal. Maar hij begreep niets van de geest van zijn tegenstander. Hij begreep niet dat een andere wereldbeschouwing in een oorlog ook een andere strategie tot uitdrukking brengt. Mede en in zeer belangrijke mate dáárom ging Frankrijk in zes weken ten onder. Het waarom moet niet vergeten worden! Het wordt, helaas, nog te vaak vergeten; de krijgshistorie stoot niet altijd door naar de realiteit, welke achter het slagveld verborgen ligt.
Slechts schijnbaar zijn we nu geheel van de artikelen van dr. Jacobsen en overste Bajetto afgestapt. Want juist de artikelen van genoemde heren (let wel van de heer Jacobsen in een tijdschrift dat als ondertitel draagt ‘Zeitschrift für die europäische Sicherheit’) benevens nagenoeg alle artikelen die over hùn artikelen geschreven zijn, hebben niet de indruk kunnen geven dat men, uitzonderingen daargelaten, van militaire zijde reeds geheel in staat is de wetenschap van het krijgsbedrijf zinvol te verbinden met het besef dat het verschijnsel oorlog ruimer is, maar ook door de krijgshistorici - en niet door hen alleen! - ruimer gezien moet worden dan het krijgsbedrijf alléén. En dat is niet geheel onbedenkelijk, naar wij menen. Want een geschiedenis als van 1940 (Gamelin, maar er zijn heel wat meer voorbeelden te noemen!) kan zich in een andere vorm herhalen. Zou zich kunnen herhalen als we in de grond van de zaak niet weten hoe onze tegenstanders werkelijk zijn. | |
[pagina 250]
| |
De aard van de menigvuldige publiciteit rondom het bombardement van Rotterdam heeft kunnen leren, dat we het wat dit punt betreft nog niet zover gebracht hebben als wenselijk zou zijn.
9 februari 1959. |
|