De Gids. Jaargang 122(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Gerard den Brabander Modern Nirwana De leegte slechts, en geen verschiet; geen hel, geen hemel, geen verdriet nu zelfs Gods keel, de leeuwerik, verstomde in het duister Ik. Geen stem, geen echo en geen taal in deze stilte van metaal die door een God nog wordt verstaan. Het hart, dat, goddelijk orgaan, het bloed naar 't denken op deed stijgen, heeft door dit denken afgedaan en stikt in bloed en moet maar zwijgen. En al wat eenmaal, hoog en edel, ons heil was en ons firmament, verwerd tot deze stalen schedel die nooit ideeën heeft gekend. Alleen Alleen, met om mijn witte handen en om mijn leeg, bestorven glas, een wesp, die niet weet waar te landen: geluk ligt nimmer waterpas. Een wesp, een glas, een perk vol bloemen en in de zon een eenzaam hart. Men kan het haast geen leven noemen... Men zwijgt, en sukkelt met zijn smart. [pagina 130] [p. 130] Het grote woord Het grote woord, het moet er uit... Het licht draalt aan de schemerruit van 't donkere geweten: Hoe heb ik ooit geheten? Hoe heb ik ooit als mens bestaan en alles kunnen ondergaan, door iedereen gebeten? Nooit heb ik 't licht bezeten. Water en wijn Mozes sloeg mij het water uit de rots en noemde dit het edelst drinken Gods. Maar ik, de onverbeterlijke sater, die niet kan leven op alleen maar water, ik wou de druif, maar dan gerijpt tot wijn. Toen sprong de oude driftig naar beneden: ‘Jij, dwaze mens, jij bent ook nooit tevreden: Wacht met de wijn tot je zelf rijp zult zijn en 't leven je met voeten heeft getreden!’ Vaders dood Toen gleed, men dacht het was zijn leven, hem zwijgend door de vingers heen. Ik keek omhoog, en beefde even: nooit was ik inniger alleen. Hij is gegaan met open mond, verwonderd, dat het wereldrond niet méér aan liefde had gedaan in dit, ons afgerond bestaan. [pagina 131] [p. 131] Landschap De kerk en de klagende koe in de wei voor de boerenhoeve... Het is alles wat wij behoeven: Wij leven het leven langszij in een vrede, zo dik als room en een grazige koe in de wei... Uit het gras verrijst God als een boom. Egmond aan Zee na het seizoen Men ziet de dood er met zijn vingers spelen. Er is in 't zeedorp dan ook niets te doen, vooral als men er eenzaam, na de noen, zich in de Ankerstraat loopt te vervelen. Alleen een hond, een kind met zere ogen - hoe kan zo'n schepsel nu de zon nog zien? - Wellicht heeft God voldoende mededogen en schept haar licht uit innerlijk vermogen... Hij ziet toch alles. Ook dit kind misschien. Portret van A. En als ik roep, diep uit de schachten van mijn vereenzaamde gedachten terwijl mijn vlees weer onderligt, rijst uit het duister een gezicht, een bloem, die 'k sinds mijn jeugd verwachtte, in amber en getemperd licht. En, gaan haar lippen naar beneden, dan heb ik reeds 't karmijn beleden waarvoor mijn lusten zijn gezwicht... Haar blik heeft mij weer opgericht. Vorige Volgende