gezin. Voor Bella, het hartstochtelijke, zinnelijke meisje heeft de roes na het dolle feest, zoals haar moeder dat verstond aan te richten, tot consequenties geleid. Als Stefan na zijn verlof is teruggekeerd naar de tropen, trouwt Bella met George, die pas later ontdekt, dat Bella's dochtertje niet van hem maar van Stefan is. Hij sluit zich op in zijn depressie, verlaat zijn bed niet meer en wordt een immer zwijgende aanwezigheid.
Stefans terugkeer ontketent bij de oude moeder een panische vreugde. Nu zal alles weer in orde komen, het geld van de thee-onderneming zal haar toestromen. Zij organiseert een van haar vroegere wilde feesten, met lampions, wijn en champagne, zij nodigt de vroegere vrienden uit...
Op dat feest breekt de werkelijkheid door en verbrijzelt alle herinneringen. Berta hoort het eindelijk: de onderneming is platgebrand, alles is uitgemoord en voorgoed tot ondergang gebracht. Het feest wordt een nachtmerrie en Stefan Lamarinde neemt de vlucht uit dit macabere huis, terwijl Berta van Wijck nu definitief de grens van de waanzin overschrijdt.
Jan Staal heeft een stuk geschreven, dat niet slechts voortreffelijk van constructie, maar vooral geheel van deze tijd is. Het is in de beste zin dramatisch en bezit een melancholische ondertoon die als een point d'orgue blijft natrillen. Waar men soms aan Tennessee Williams denkt en ook aan Couperus en Breton de Nijs, is er toch geen sprake van epigonisme, integendeel, het stuk bezit een persoonlijk karakter, dat oprecht en zuiver is. Het ondergangsmotief van de breuk met Indonesië is overtuigend voortgezet in de desillusie van de ontwortelde liefde, die geen bodem meer vindt voor een nieuwe bloei.
De schrijver wil niets betogen, hij is aangegrepen door de tragiek van mensen, die trachten met illusies te leven, welke zijn voorbestemd gruwelijk te worden vernietigd. Het stuk suggereert de naweeën van het Indonesische drama, de ondragelijke pijn, die wij ook kennen uit ‘Twee Vaderlanden’ van Willem Brandt, uit het werk van Maria Dermoût, en van al diegenen, in wie het heimwee blijft schrijnen naar het verre verleden, waarin zij gelukkig waren.
Jan Staal heeft met zijn debuut, De laatste Verlofganger, een belangrijk stuk geschreven, met een boeiende spankracht in de dialoog en een sterk gevoel voor onderlinge verhoudingen, een stuk, waarop wij trots mogen zijn.
Het ruige stuk van Hugo Claus is geen debuut. Binnen het tijdsverloop van enkele jaren heeft hij een aantal romans, gedichten en novellen gepubliceerd en zich ook op toneelgebied een naam verworven. Zijn ver-