De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 372] [p. 372] Leo Vroman Hoe 70 te worden Voor Jan Greshoff Verzeventigen is vermoeiend werk. Tracht het zostraks maar zelf te proberen: men moet er zich met beide kaken sterk, met beide handen week op concentreren. Men moet de haren hangen tot een grauw, deinend gewas, of uit de hoofdhuid stoten; sniksappen moeten binnendoorgegoten, pralingsvliezen moeten langzaam in de vouw. Lacht men onder het gekrab der kraaiepoten, als de slappe pompslangetjes te nauw worden, en het nood- of druftvocht te gauw, te slordig langs het kroonvat wordt verspoten? Achterste zaag-, de halve doorn-, de veelgespleten-, de tweehoofdige-, de ravenbeksarmspieren wringen sidderend aan roestende scharnieren, en openen ten slotte nieuwe reten. Een eenzaam huis in een bijzonder lange storm verbetert even griezelig van vorm; wie buiten schuilt, tegen een muur geleund, voelt hoe het zich beweegt, hoort hoe het kreunt. Soms komt groot licht achter het inktzwart glas: een zwaar gordijn dat vlam vat en weer dooft. Werd binnen dan gewerkt, gemoord, geroofd? Door de kieren geurt het meer en meer naar gras. En als de zware voordeur op een nacht in het verwarrend maanlicht glimmende langzaam, eindelijk, en toch nog onverwacht, [pagina 373] [p. 373] temidden der opeens niet klimmende klimop, de wasbleke papaveren, pluisjes - als de voordeur glimmende in de met kruid behaarde schaduw van het huis voorover neer komt daveren, wat wordt dan van het voorportaal onthuld? Niets; geritsel; een bewegen; een heel kort fuiten; in een lucht gevuld met ademen van warme aarde, warme regen. Nu kunnen we pas een voor een naar binnen; tussen het volgekrulde struikwerk van gedachten; daar logeren kleine vogeltjes, nog nooit voordien zelfs op de doortrek duidelijk gezien: het klimaat is hier veel zachter. Het verkruimelen der muren is te horen. Over dertig jaar is dit een vlakte. Grijsblauw en oranje fuoresceren kleine wapperende veren dan nog steeds tussen de dorre twijgen, vertrekken eensklaps, landen later meer levend dan dood, maar verflauwende, op het brood onder de handen van talloze latere heren, die deze veren kauwende verteren, ach ach. Wij dichters worden eng ontbijt; mijzelf, toch altijd al, beschouwende vrees ik 1985, heb al spijt. Ik ben niet zo sterk. Verzeventigen is vermoeiend werk. Vorige Volgende