De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 349] [p. 349] Hans Andreus Benadering Lichtheid van bestaan, eens, lang geleden, zo, waarschijnlijk wel voor het eerste uur sloeg en de tijd uitzwermde, plaag over een plotseling zichtbaar landschap. Zon, rivieren, laagland, stad. Het duurde jaren voor ik een huis bouwde om ergens te blijven en slechts aan de huid van een vrouw mat ik af de andere zon, de goddelijke. Zoveel dacht ik na - het licht stond aan het venster of de nacht zette een hoes over mijn huis - en ik werkte met woorden, maar begreep minder, scheen het, dan ieder ander. Zodat ik niets meer wist, wanhoop doorbrak en wat ik mijzelf had genoemd nu als een brok in de keel stak. En dat was alles. Betekende dit mijn leven, ik kon toch niet anders doen dan het leven. Zo blijft het ook voorlopig. Mijn goden bekvechten en ik heb mij zo lief als een spiegel een spiegel. Verkeerde oneindigheid. Maar soms het fluisteren, soms, van iets dat ik niet hoor. Vorige Volgende