De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 266] [p. 266] Chr. J. van Geel Een regenachtige dag De mensen schuiven stil op fietsen door de lanen, een enkele meeuw er boven. In dorre blaren rent een merel. Hij luistert, telkens, de blaren maken leven. De wind, een oude wind van toen de mensen die nu dood zijn leefden, spreidt breed, aanvaardt al wat hij aanraakt. Laag hangt de lucht, is overal grijs, de hemel woont bijna bij ons. Tussen seizoenen Als grote zachte bloemen in de regen slapen de bomen met de sneeuw, iedere tak een streep fluweel, iedere vlok een minuscuul skelet. Blad viel, sneeuw viel de bladeren achterna, de sneeuw bracht regen, regen stuift op sneeuw. Reeds schemeren de lichte tenten van de zon, het schuim, het rif, de golven, lippen van de zee. Verf nat de doden, schilder ze op. De sterren zijn mooi dor vannacht. Vorige Volgende