kerk, horen het psalmzingen, zien het carillon met zijn talrijke klokken, wier luide stemmen het geweld van de watermolens doen vergeten.
De snelheid en opwaartse dynamiek van deze wisselende beelden bereiden ons voor op het volgende, de branding van de zee, waar de boten uitvaren. Het woelen van de golven maakt een ogenblik plaats voor de wind in de korenvelden. In dit woelen en bruisen is zee en koren gelijkelijk wild bewogen en daarboven zien wij de hemel van Holland met zijn dreigende wolken, zijn stormluchten, waaronder de kleine huizen liggen van de eenvoudigen. Telkens verschijnt in een der omhoog klappende beelden het gezicht van één der velen uit het leger van hen, die met de handen arbeiden.
Daar ligt in de Nieuwe Kerk te Amsterdam het beeld van Michiel de Ruyter, de man, die als geen ander de zee beheerste, een symbolische illustratie van deze film, ‘Prijs de Zee’. Maar weer draaien de molens met hun alles overstemmend ritme, de storm drijft de schepen voort, het koren wordt in schoven gezet en de mensen gaan ter kerke in hun zondagse pak.
Van de lage boerenhuizen met de oudhollandse gevels en de rijen klompen onder het afdak, verplaatst de film ons opeens naar omhoog steigerende wolkenkrabbers. Van onder naar boven schieten de huizenblokken omhoog, in aanbouw eerst, later bewoond. Wij zien in Rotterdam het beeld van Zadkine, dat precies in deze film past met de opzwaaiende armen in dat aangrijpende gebaar.
Het volgroeide koren staat in een aanhoudend schuddende beweging, de wind spuit de korenaren uiteen als vuurpijlen, en die beweging gaat over in de spattende vuurzee van de hoogovens. Het is een vuurwerk om nooit te vergeten, met dat enkele mensengelaat er boven, beschermd door de donkere bril, teken van de bewust-beheerste kracht, waarmee dit vuur naar een doel wordt geleid. Stalen platen worden aan elkaar gelast, wij zien ze, gebogen tot een soepele lijn, een van die gecompliceerde onderdelen gaan vormen, waarmee men het schip zal bekleden.
Daar zweeft, aan tal van reusachtige hijskranen bevestigd, een van die gigantische platen, duizenden kilo's zwaar, zweeft in de lucht, op zoek naar het schip, waarvan dit onderdeel de voltooiing zal zijn. Terwijl hoog in de hemel in dit energie-veld de hijskranen hun werk doen, ontwaren wij plotseling heel in de diepte een kleine mensengedaante op een lege plek. Hij alleen is de dirigent van het neerdalende sluitstuk, hij regelt de bewegingen der talloze kranen, hij wijst met vingers en armen, met zacht dansende handen, nu eens naar links, dan naar boven, dan rechts naar beneden.