De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] H.P. van den Aardweg Kwatrijnen Het sneeuwt. Zo sneeuwde het een eeuwigheid geleden en sneeuwt het over honderd eeuwen nog. O landen, zeeën - talmende verganklijkheden! Ikzelf een oogwenk lang gezichtsbedrog! Een doodstilte is in mijn borst en 'k staar naar buiten. Er is een witte duizeling achter de ruiten. Hoe kort zal ik het sneeuwen nog maar zien! Mijn hart, al haast ten eind, slaat eensklaps aan het muiten. Het sneeuwen heeft de weerstand van de stad gebroken. In eenzaamheid zijn plein en wegen weggedoken. Eens lig ikzelf in diepere eenzaamheid en word door zon noch wind tot leven weer ontloken. De sneeuw, nog hier en daar, is langzaam aan het kwijnen. Wat van ons leven blijft, het Uwe en het mijne... Een handvol as, die met de zee vergaat? Is God een schuilnaam voor het spoorloze verdwijnen? Vorige Volgende