De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 177] [p. 177] Herman van den Bergh Zonder Terugkeer Niets te haten, niets te verbidden, geen enkel lot versiert ons front: de ruimte is in ons midden de tijd onze horizont. Het zachte brood het ei de melk een engel zet ze op tafel als martelinstrumenten - - elk heeft gele reuk van zwavel. Vergis je niet, zij dagen ons stuk voor stuk voor het gericht en wij die ze gaan delen weinigen zijn wij die zo vele punten van beschuldiging verdragen. Een zwaluw schiet door 't hard azuur een boomblad huivert lang van pijn en valt, een vuur van kreten maakt den ezel bang. Maar wie waant zich bevrijde uit 't stalen weefnet van de zwaluw, ontwringt zich aan de volte en - woorden zijn geleide - zit neder in hun holte en noemt die schaduw? Hoe breed gezegd: wij moeten allen om ons niet te verliezen in twijfelachtige gevallen het Juiste kiezen. [pagina 178] [p. 178] Hoe diep gedacht, hoe loos gedaan de Tijd doden - - de Tijd daar legt men niet op aan als op een haas, de Tijd. Verwek geen wonden, wie schiet schiet in zijn eigen borst, wij blijven met de Tijd verbonden als 't water met de dorst. Ik hoor ze zeggen - zing! zing 't aardestof waaruit je kwam, zeef je herinnering, loof 't onderaards pad dat je nam... Wel hoor 'k dit vragen maar wat, wat wil je dat ik zeg? Orpheus is dood, alleen het klagen nam hij niet weg. Zie naar het veld zie naar de bomen; het blad draaide om het beest verbaast zich niets is teruggekomen. Vorige Volgende