De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 162] [p. 162] Cola Debrot Liaison triste Ik weet niet hoeveel jaren van maanlicht sedertdien ik streelspeel met haar haren en poog haar aan te zien. Haar ziel is mij onttrokken, haar lijf bleef nog als pand. Zij laat zich niet meer lokken, zij deinst naar 't ander land, waarvan zij in de schemer de vage kustlijn ziet, terwijl ik haar vervreemde uitdrukkingen bespied en zie hoe zij weemoedig haar streven tegenstreeft en zie hoe zij deemoedig zich weerloos overgeeft uit angst om het bevrozen gevoel, dat pijnt en kwijnt, nu dat ons minnekozen raakt tot zijn bitter eind, en, met de blos der wangen, de schroom van 't ogenpaar, aanvangt haar nieuw verlangen zo klaar zo wonderbaar, dat voortbloeit in de ochtend, dat aanzwelt in de nacht, omdat ook ongezocht de ziel naar ontplooiing smacht, [pagina 163] [p. 163] zolang het leven bloesemt uitbundig of gedempt en niet verkeert tot droesem en niet tot droefheid stemt, wanneer de grauwe uren van liefdes plichtverzuim beletten ons te duren, beletten ons te zijn anders dan als bevangen, lijdzaam in eenzaamheid, bevangen van verlangen, tot diepst gemis gerijpt sedert ik zoveel jaren van maan tot maan nadien speel met haar gouden haren en poog haar aan te zien. Vorige Volgende