De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Elisabeth de Jong-Keesing Deze drie I Hoe komt het dat de hoop niet sterven kan? Hoop is absurd wannner de golven stijgen en huis en veld en oogst wordt overspoeld. Hopen is dwaasheid als ons spinneweb ten derde vijfde tiende male wordt verscheurd, wanneer de liefste vrienden sterven, allen - hoe kom het dat de hoop niet sterven kan? Waarom gaan we niet zitten langs de weg laten de kou de regen op ons vallen leggen de lang getorste lasten neer ons lijf er naast, stil liggend om te sterven - waarom slaan we dan nog de ogen op en drinken we de droppels van de regen? Hoop duwt de dodelijk vermoeide voort, strompelend voort. Tot aan mijn dood zal ik wanhopig hopen en als ik sterf - ons lichaam sterft heel vlot - dan zitten kinderen op stoepen in de stad dan turen op de havenhoofden mannen, een boer wacht in de regen op de zon, en witgejasten roeren in retorten; miljoenen vrouwen wachten op een stap en allen hopen hopen tegen beter weten in. - Zelfs als ze bij zonsondergang nog wachten, vermoeid teleurgesteld ontmoedigd binnengaan, niet slapen maar in 't kussen bijtend wenen - treft toch zonsopgang ze weer hopend aan. Hoop drijft zijn slaven met een taaie zweep vort - voort - [pagina 94] [p. 94] II De liefsten sterven maar de liefde niet. De liefde is een bron en kan niet stilstaan. Wanneer de storm een boom die uit haar dronk ontwortelt en diens schaduw haar ontvalt - het koele water siddert van de schok zodat een golf de boorden overspoelt en druppels, tranen, hangen in het mos - dan groeit datzelfde mos, het gras, de bloesem, de berkenopslag; en een nieuwe boom. III Er is een harnas voor ons klaargelegd omdat de wereld wreed is, hard en slecht. Maar wie het aantrekt, struikelt van de zwaarte. Ga liever zoals David in 't gevecht. Vorige Volgende