| |
| |
| |
Adriaan van der Veen
De man met de zilveren hoed
Met die man met de zilveren hoed begon het ineens weer. Hij was niets bijzonders, een gewone kermisman, maar zo bleef zij hem steeds noemen. In elk geval, die middag is het weer helemaal misgegaan. Of die taraboemdiee-kerel daar nu veel mee had te maken weet ik niet. Ze was natuurlijk toch nog ver van normaal. Wonderen gebeuren nu eenmaal niet. Het schijnt, dat die man haar aan iets uit haar jeugd deed denken, ook zo'n komediant met een glinsterende punthoed met bellen, die ze ergens had gezien. Precies weet ik het ook niet, maar het was weer een lekkere kluif voor die zenuwarts van haar.
Als je het mij vraagt was er vroeg of laat altijd wel weer iets gebeurd. Hans ziet dat langzamerhand ook wel in. We praten er nu heel openhartig over. We zijn trouwens heel goed met elkaar, daar is nooit iets aan veranderd. Iedere dag komt hij even langs, al is het maar voor een kopje koffie. Dan hoor je allicht heel wat, maar ik ben nooit tussenbeiden gekomen. Daar heb ik altijd voor gepast. Ik heb er anders wat mee te stellen. Als ik denk aan die arme jongen, dat het zo is gelopen. Heus, ze is mijn eigen schoondochter en ik ben gewoonweg gek op de kinderen, maar als hij nu maar eens en voor al wilde zien, dat er toch niets aan te doen is. Ze maken tegenwoordig alles zo ingewikkeld, terwijl je zo kunt begrijpen, dat ze niet gezond is en dat ze het nooit zal worden.
Hoe Hans het voor het eerst heeft gemerkt? Ach, dat is nu al minstens anderhalf jaar geleden. Hans heeft het me helemaal precies verteld - later pas, want eerst had hij er eigenlijk niet bij stilgestaan. Het is dan ook niets anders dan gekkigheid en je moet echt zo'n dokter zijn om er van alles achter te zoeken. Ze waren dan samen op vakantie, in Zwitserland. Ik had de kinderen bij me genomen. En je zult het niet willen geloven, maar tegen de zin van mijn schoondochter. Ze had gezegd, dat het misschien te veel voor me zou zijn - voor mij. Je zou me zeker toch nog
| |
| |
geen zestig geven. Daar zat natuurlijk wat anders achter. Ze gunde ze me gewoonweg niet. Jaloers dat ze altijd is geweest. Alleen maar omdat Hans wel eens een enkele keer bij zijn moeder komt. De jongen is nu eenmaal gewend zich bij mij uit te spreken. Dat kan hij dan zeker bij haar niet.
Maar goed, daar gaat het nu niet om. Nu moet je niet lachen. Dat heb ik ook niet gedaan toen Hans het me vertelde. Trouwens, diep binnen in me zelf was ik veel te boos om die aanstellerij, maar daarvan heb ik niets laten merken. Kortom, ze stonden bij de receptie, dat was nog in het hotel in Zürich, waar ze een nacht overbleven. Hans had eigenlijk al alles in orde gemaakt, Nina stond naast hem. Wat doet ze plotseling? Achter haar naam vult ze in het gastenboek onder beroepen nog in ‘Tänzerin’. Ja, ik wist wel dat je het gek zou vinden. Hans had het gezien, maar zei er niets van. Tegen haar zal hij nooit een opmerking maken. Al zijn moeilijkheden komen op de schouders van zijn moeder terecht.
Later die avond gingen ze in de stad een glaasje wijn drinken. Hans verzint altijd iets gezelligs, ook wel eens voor mij. Hij neemt me soms mee als hij voor een zaak in Amsterdam moet zijn, om samen te eten. Ik zit hier altijd zo alleen, dat weet je. Goed, daar zaten ze dus rustig en toen kon hij toch niet nalaten erover te beginnen. Nina begon te lachen en zei, dat ze helemaal geen danseres wilde zijn. Nee, dat kan ik best geloven, met twee kinderen en haar figuur is ook niet zo geweldig. Enfin, ze maakte er een grapje van. ‘Hausfrau’ te zijn vond ze veel interessanter. En dat was veel moeilijker, zei Hans, die het ook allemaal maar luchtig hield. Ze hadden er toen alletwee om gelachen.
De volgende morgen had ze dat ‘Tänzerin’ in elk geval doorgestreept. Maar intussen was er alweer een en ander voorgevallen. Hans is een echte goeierd, maar als advocaat, en dat hij dat is daar ben ik wat trots op, want hij is onze enige, en hij moest en hij zou studeren, daar hebben mijn arme man en ik heel wat voor opgeofferd, maar zonder mopperen - Hans dan is door zijn beroep gewend om alles tot en met uit te redeneren, al is hij later met Nina erg voorzichtig geworden. Hij was er dus die avond nog op doorgegaan, het had hem natuurlijk meer gehinderd dan hij zichzelf wilde toegeven. Hij is zo'n door en door gezonde en gewone jongen. Zo langs zijn neus weg had hij haar dus weer eens gepolst, was ze nu echt wel tevreden met dat huisvrouwenberoep. Ze kon immers zoveel, ze was nu eenmaal zo knap. Alsof Hans dat zelf ook niet is. Maar hij heeft diep in zijn hart nooit kunnen vergeten, dat
| |
| |
zij uit een heel andere wereld komt. Aan die pleegouders van haar had ze geloof ik niet veel, maar in elk geval zat ze in Leiden al - daar hebben ze elkaar immers ontmoet - tussen allerlei kunstenaars en zo en in Amsterdam, waar hij haar ten slotte heeft getrouwd, nog veel meer. Hoe ze ooit tot elkaar zijn gekomen, begrijp ik nog niet.
Zij verzekerde hem in ieder geval, dat ze helemaal gelukkig was. Geen wonder ook, met zo'n man en twee lieve kinderen. Maar van Hans heb ik wel begrepen, dat ze er weer allerlei ingewikkelds bij haalde. Ze zei die avond van die gekke dingen, waar hij echt bang voor was. Ze was soms zo verschrikkelijk gelukkig, dat ze het niet kon verdragen, zei ze; dan zou ze op een station wel onder een trein kunnen springen en de kinderen, juist omdat ze zo hulpeloos waren, uit het raam kunnen gooien. Toen ik dat hoorde sloeg de schrik me om het hart. Ze maakte er verder nog iets heel moois van, en had nog zoiets gezegd als dat je watje lief hebt pijn wilt doen. Heb je ooit iets dergelijks gehoord? En ik maar knikken en luisteren toen Hans me dat vertelde. Wat moet je zeggen? Dat ze een aanstelster is? Want daar komt het voor gewone mensen toch op neer. Er kwam nog veel meer achteraan. Hans was zo lief voor haar, zei ze - ja, dat weet ik ook wel - maar hij wist eigenlijk zo weinig van haar af, hij wist niet hoe ze werkelijk was. Wat ze daar nu mee bedoelde. Je zou bijna gaan geloven, dat ze hem bedroog. Zo ging ze door, steeds meer van dergelijke onzin. Als ze maar eens om haar brood had moeten vechten, net als mijn man en ik in de crisisjaren, met een opgroeiende zoon, dan had ze wel iets anders gehad om aan te denken.
Om kort te gaan, ze gingen naar hun hotel, helemaal verzoend. Hans was alles al weer zo ongeveer vergeten, toen hij 's nachts wakker werd. Ze zat in een hoek van hun kamer te huilen. En wat denk je dat ze had? Ze was bang voor de kinderen. Ze was een slechte moeder, jammerde ze, ze had ze in de steek gelaten. Nu vraag ik je, ze waren nota bene bij mij. Hans kon al niet anders doen dan beloven dat ze de volgende morgen Den Haag zouden opbellen, wat een lieve cent kost. En jawel, voor dag en dauw ging bij mij de telefoon. Daar was Zürich. Ik schrok me een ongeluk. Het was allemaal zo overdreven. Gelukkig kon Hans het in de loop van de volgende dagen weer uit zijn hoofd zetten. Anders was die dure reis ook nog voor hem bedorven geweest. Later toch heeft hij ingezien, dat het toen al is begonnen.
Pas in het afgelopen jaar is het werkelijk erg geworden. Je kunt je dat niet indenken. Ik zag wel aan Hans, dat er iets niet klopte. Een moeder
| |
| |
merkt immers alles. Ik drong natuurlijk niet aan, maar ik vroeg hem af en toe wel eens of er iets was. Eindelijk kwam het hoge woord eruit. Hij begreep er niets van, maar met Nina ging het helemaal verkeerd. Ze deed zo raar. Als hij thuis kwam vond hij haar in haar kamer, met de gordijnen toe, en roodbehuilde ogen. En dan weer leek het wel alsof ze hem niet zag. Ze was zo afwezig, niets van wat hij haar vroeg scheen tot haar door te dringen. Nu heeft ze nooit goed geluisterd, ze hoort liever zichzelf. Soms ook sprong ze hem om de hals als hij thuis kwam, zo overdreven, net alsof ze net getrouwd waren. Ze drukte zich tegen hem aan en keek hem aan, dat hij er verlegen van werd. Het was alsof ze hem iets belangrijks vragen wilde en het niet kon of niet dorst. Hans raakte er helemaal van in de war. Als ze echt iets nodig heeft durft ze anders haar woordje best te doen.
Ik weet het niet, maar ik geloof dat ze hem op haar eigen, laat ik maar zeggen, zieke manier wilde treiteren. Zoals die keer, maar toen was er al heel wat gebeurd, toen Hans van een late vergadering thuiskwam, doodmoe natuurlijk. Hij loopt de kamer in, geen Nina, hij roept naar boven, maar niet te hard om de kinderen niet wakker te maken en merkt dan, dat de keuken gesloten is. Hij hoort daar gestommel, gaat naar binnen, en wat denk je dat hij ziet? Nina op haar handen en voeten voor het gasfornuis, het stonk al ontzettend naar gas, ze had een doosje lucifers in haar hand. Hij natuurlijk direct de ramen opengegooid en het gas uitgedraaid. En zij bleef daar maar op de grond. Helemaal wezenloos, zei Hans, keek ze me aan. ‘Nina, wat doe je?’ riep hij. Een hele scène vanzelf, maar het gekke is, dat ze geweldig begon te lachen, te gillen van het lachen. ‘Dacht je, dacht je werkelijk, dat ik...’ En zij maar lachen. Toch - vertelde Hans me - wist ik niet of ze nu echt lachte of huilde. ‘Ik was een cake aan het bakken,’ zei ze eindelijk, ‘en terwijl ik het gas opendraaide, moest ik ineens aan iets denken.’
Wat zeg je daar nu van? De vorm stond ook werkelijk in de oven. Ze bakt heel goed, dat moet ik zeggen, maar ook daarin is ze weer zo gek; ze kan het niet hebben bijvoorbeeld, als je haar maar een tikkeltje goeie raad geeft, en heus, ze kijkt je bijna hongerig aan, als je zo'n stuk doodgewone cake van haar in je mond steekt, zo zit ze te wachten op een complimentje. Dat was vroeger, want ik kom al lang maar zelden bij ze thuis en in de laatste tijd helemaal niet meer, dat vertel ik je straks. Hans was allicht nog niet gerustgesteld, maar hij vond het beter er verder over te zwijgen. Maar als je mijn eerlijke mening wilt hebben, zat ze te wachten tot hij thuiskwam, gewoon maar, uit gekkigheid, om hem de
| |
| |
stuipen op het lijf te jagen. Ze wou zich helemaal niet van kant maken. Ik heb haar door.
Hans had in elk geval geen rustig ogenblik meer en daar ging het haar natuurlijk om. De aandacht trekken, zich aan hem opdringen, dat wil ze, alsof die jongen al niet genoeg aan zijn hoofd heeft, alsof ze zo iets bijzonders is. Maar ik zei natuurlijk met geen woord hoe ik erover dacht. Hans is ten slotte met haar getrouwd, al krijg ik de moeilijkheden op mijn hoofd. Maar zoals ik je vertelde, voor dit geval was er al heel wat gebeurd. Op een keer toen hij rustig zat te werken, hij was bezig met een heel moeilijke zaak, waar hij thuis eens goed over wilde nadenken, kwam ze uit de stad terug met zo'n lijkbleek gezicht alsof ze spoken had gezien. Hij maar weer zijn papieren op zij gelegd. Ze gooide zich op de divan en begon verschrikkelijk te huilen. Je begrijpt hoe hij van streek raakte. Ze wonen wel apart, maar die nieuwe huizen zijn toch erg gehorig, en dan, het dienstmeisje was bezig in de keuken en de kinderen waren in de tuin aan het spelen. Maar zij stoorde zich nergens aan. Hij sloot gauw even alle deuren en probeerde wat hij eraan kon doen. Ik weet niet waarover ze het allemaal met hem heeft gehad, hij begreep er niet veel van. Het was alles weer zo overdreven. Ze begon te stamelen over haar jeugd, en allerlei vervelende dingen, die met haar gebeurd waren, alsof het haar gisteren was overkomen. Hoe oud is ze wel niet? Een flink eind in de dertig.
Nu was het ellendig voor haar, dat haar ouders bij dat ongeluk zo plotseling aan hun eind zijn gekomen, ze hebben een aardige duit voor haar achtergelaten, maar ze was toen zes, een kind nog. Je kunt mij niet vertellen, dat ze het daar nu ineens te kwaad mee kreeg, zo maar, terwijl ze er in al die jaren geen woord over heeft gezegd. Hans zelf is juist zo anders, hij ziet vooral de vrolijke kant van de dingen. Wat voorbij is, is voorbij, zegt hij altijd en zo is het toch. Ze leefde immers zo helemaal voor Hans en de kinderen, dat heeft ze hem zo dikwijls gezegd - niets kwam er voor haar verder op aan. Dat klopt, want van mij heeft ze zich nooit iets aangetrokken. Maar wat ze nu wist te verzinnen over dingen die dertig jaar geleden waren gebeurd. Een complete roman. Je begrijpt, Hans luisterde maar half, maar probeerde alleen haar zo gauw mogelijk naar boven te brengen, naar bed. Het dienstmeisje keek toch al zo raar, toen ze later gingen eten, en Nina in bed was gebleven. Je moet zo oppassen voor die meisjes, ze gooien zo je naam over straat. Hans kan dat helemaal niet hebben. Een advocaat zit toch al in een glazen huisje. Ik geloof dat hij daarom ook ten slotte die dokter maar eens heeft gebeld.
| |
| |
In zijn hart was hij er, net als ik trouwens, vierkant tegen. Maar ja, als iedereen weet dat ze ziek is, al kun je niets aan haar zien, en dat er niets anders is, ruzie of slaan, of dergelijke achterbuurtdingen, dan is alles weer veel normaler, dat begrijp je zo.
Wat heeft die jongen een ellendige tijd gehad. Niet dat ze nu en dan niet gewoon was, als je het zo mag noemen. Dan had ze weer zin erin veel mensen over de vloer te hebben. Je weet dat ze in de oorlog, toen alles nog goed ging, dikwijls van die avondjes thuis hadden, met een lezing of zoiets. Er waren altijd veel kunstenaars, mensen die Nina van vroeger kende - die kwamen natuurlijk op de koffie of op de borrel af, waar Hans nog al eens aan wist te komen. Als ze dus weer eens zo'n goeie bui had moest Hans klaarstaan en iedereen opbellen. Dat deed hij altijd graag, hij heeft alles voor haar over. Maar ook dan was ze niet echt gewoon. Hoe zal ik het zeggen? Hans vond altijd, hij heeft het me haarfijn uitgelegd, dat ze dan zo overdreven deed, net alsof ze zich opschroefde, precies als bij die wilde spelletjes die ze wel eens met de kinderen deed, zodat die zich veel te druk maakten. Je kreeg echt het gevoel, zei Hans, dat ze niet wist waar ze het zoeken moest. Nu denkt hij natuurlijk altijd het beste van haar. Ik heb mijn eigen gedachten. Ze is geen echte huisvrouw en moeder, ze wil veel meer, ze is niet tevreden. Ik kan me er zo kwaad over maken. Hans had haar eens flink op haar nummer moeten zetten. Denk je dat mijn arme man zoiets toegestaan zou hebben? Die kon streng zijn, voor mij en voor Hans net zo goed. Ik heb er wel eens bij zitten huilen als hij Hans onder handen nam, maar rechtvaardig was hij, altijd. Hans is heel anders. Die kon soms met zijn grote ogen zo naar Nina zitten kijken, dat ik er waarachtig kriebelig van werd. Af en toe lijkt het wel alsof hij bang voor haar is. Het klinkt gek, maar zo is het. Dan krijgt zijn moeder alle verhalen te horen. Bij mij durft hij wel. Ik kan het niet uitstaan.
Na al die vrolijkheid van haar kwam prompt weer een inzinking. Daar maakte Hans zich van te voren al doodzenuwachtig over. Dan zaten ze 's avonds tegenover elkaar, hij vanzelf altijd bezig, hij heeft het immers zo druk, en zij met een boek, want zij verslindt boeken. Naaien en verstellen kan ze niet, daar hebben ze juffrouw Roozen voor, enfin, dat is de moderne tijd. Terwijl ze zo zaten hoorde hij haar uren lang zuchten. Hij keek haar zo tersluiks eens aan, zijn hoofd al lang niet meer bij zijn papieren en zag wat een vreemde ogen ze had en hoe ze aldoor op haar nagels beet. Die jongen werd er zelf bijna ziek van. Ik hoor het hem nog zeggen. ‘Moeder,’ zei hij, ‘heus, het begon in mijn maag te branden
| |
| |
van angst, ik word er nog gek van.’ Maar wat kon hij doen? Of liever, ik weet het wel, hij had moeten zeggen, stel je niet zo aan. Wat heb je? Na een tijdje deed hij dat ook wel, ik bedoel, dan vroeg hij op zijn zachte manier wat er aan de hand was, maar dan kreeg je die afschuwelijke huilbuien, waar hij als de dood voor was. De buren en de kinderen, hè, dat kun je in een gewoon huis niet hebben.
Die dokter, waar het dan eindelijk van moest komen, dat was ook een mooie. Hij woont in een van die grote huizen in de nieuwe villawijk. Dat kan er wel van af. Wat die mensen durven vragen. En dan hebben ze het nog druk ook. Tenminste, de eerste keer had hij pas 's avonds om half elf tijd voor Hans. Ja, want eerst moest Hans er heen. Het leek wel alsof hij een verhoor moest ondergaan. Hij schaamde zich een ongeluk. Hoe was zijn verhouding met Nina en dergelijke dingen meer. Wat heeft dat er nu mee te maken? Die is immers zo goed als wat, tenminste, wat Hans betreft. Hans zei dat niet zo, daar is hij veel te goeiig voor, maar in zijn hart vond hij het eigenlijk beledigend. Het leek wel alsof Hans de patiënt was.
De dokter heeft hem dus het hemd van het lijf gevraagd, maar wat er nu eigenlijk aan de hand was wist hij net zo min. Nina heeft hij daarna een keer of tien gezien, wat maar weinig hielp, want daarna moest ze nog naar de kliniek, voor schokbehandelingen, dan krijg je, geloof ik, elektriciteit door je lichaam heen. Toen pas was hij zover, dat hij Hans kon zeggen, dat het heel eenvoudig was. Toe maar, dat wist ik al lang. Hij zei het heel geleerd en mooi, maar het kwam dan hierop neer, dat ze terugkeerde in haar kindzijn, of zoiets. Nu zou je zo zeggen, dat als ze het toen zo ellendig heeft gehad ze er nu eerder niets meer van zou willen weten, maar zo simpel kan het voor zo'n dokter allicht niet zijn. Weet je wat hij zei? Zonder dat ze het zelf wist wilde ze haar eigen geluk vernietigen, omdat ze dat niet waard zou zijn. Ik praat maar na wat ik hoorde, want begrijpen doe ik het niet. Ze had een tekort aan zelfvertrouwen (daar heb ik nooit iets van gemerkt) en dat allemaal omdat ze in haar jeugd te weinig liefde heeft gekregen. De dokter vond het helemaal niet vreemd toen Hans, die eerst niet durfde, want het klinkt onzinnig, hem vertelde van dat hotel, waar ze zich uitgaf voor een danseres. Trouwens, zo'n dokter wordt er voor betaald om niets gek te vinden. Dat was hetzelfde, dat hoorde erbij, vond hij, ze wilde zonder dat ze het zelf begreep waardering verdienen, bewijzen dat ze iets was. Daarom die aanstellerij, zoals ik het dan maar noem. Hans zelf zou er veel aan kunnen doen, volgens de dokter. Ze moest weer opgebouwd
| |
| |
worden. Wat Hans nu precies doen kan is mij een raadsel. Is hij soms geen steun voor Nina? Wat moest ze zonder hem beginnen? De dokter heeft nog veel langer doorgezaagd, maar daar zei Hans verder niet veel meer over. Ik was er toch al tureluurs van geworden. Voor mij is het eenvoudig, het is haar aard, ze kan niet gewoon zijn.
Woedend werd ik pas, toen ik eindelijk begreep, dat het die dokter gelukt is Hans de schuld te geven. Nu ja, niet direct, maar het kwam er toch op neer, dat die jongen zich dag en nacht afvroeg of hij misschien iets verkeerd had gedaan. En ik heb je al gezegd, ik weet precies wat er achter zit, die Nina is jaloers op me, dat Hans en ik zo goed met elkaar zijn kan ze niet uitstaan. Weet je wat ze deed toen ze de eerste keer naar de kliniek ging? Hans moest haar beloven, dat ik niet bij ze in huis kwam als zij weg was. Wat spreekt nu meer vanzelf, dan dat een moeder die gelukkig nog flink mee kan inspringt als het met de kinderen misgaat? Hildeke en Jaapje zijn dol op me en Hans zou niets liever hebben gewild, maar terwille van de lieve vrede moest en zou Hans een huishoudster zien te krijgen. Wat dat ging kosten kon haar niet schelen.
Toen ze eenmaal weg was is Hans pas goed losgekomen. Ik had zo intens medelijden met hem. Je kon zien hoe zenuwachtig hij was nadat hij haar had weggebracht. De ene sigaret na de andere stak hij op en zijn handen maar trillen. Dan zie ik in die grote man weer compleet een kind, alsof hij zo uit school kwam en de jongens hem hadden geplaagd. Hij kon dan ook zo vreemd kijken en met zijn ogen knipperen. Ik had hem altijd door, al wou hij eerst niets zeggen. Maar 's avonds, als ik hem een nachtzoen gaf, dan sloeg hij zijn armen om me heen, hij was zo aanhankelijk, en vertelde me alles. Ach ja, kinderen worden groot, maar je houdt de narigheden.
Al die tijd bleef hij maar piekeren over wat de dokter hem had gezegd, of hij geen schuld had aan wat er met Nina was gebeurd. Het fijne van wat de dokter hem allemaal heeft gevraagd weet ik ook niet, maar dat Hans, die altijd zo goed voor haar is geweest en voor de kinderen, er iets aan had kunnen veranderen, dat heb ik hem eindelijk uit zijn hoofd kunnen praten. Ik bemoei me nergens mee, maar dat was mijn plicht als moeder.
‘Ja maar, moeder,’ zei hij, ‘wat ben ik dan voor een man, dat ik niets heb gemerkt van wat er in Nina omging?’ Alsof hij zich nooit iets van haar aangetrokken heeft. Ik herinnerde hem er maar niet aan, dat hij me vroeger wel eens over haar de oren van het hoofd heeft gepraat, zo dat ik er echt een beetje korzelig van werd. Dan bleef hij haar maar
| |
| |
prijzen als dat artistieke wezentje, dat de mensen die bij hem kwamen, die kunstenaars, zo kon boeien. Zij kon zo prachtig redeneren over boeken en schilderijen en al die dingen waar hij niets van afwist. Hoe kan het ook anders? Die jongen heeft altijd hard moeten werken. Je moest eens weten wat een medelijden ik met hem heb gehad als hij steeds maar weer zat te zwoegen in zijn kamertje, hier boven. Direct als hij uit Leiden terugkwam verdween hij weer. In die tijd was hij zo mager als een lat. Hij moest wel. Hij heeft geen luxeleventje geleid als al die veelpraters.
Ik liet hem dus eerst maar rustig praten als hij weer begon te zaniken, dat het allemaal zijn schuld was. Maar hier kon ik me toch niet langer afzijdig houden. Ik kon hem niet met die nare gedachten laten rondlopen. Ik hield me eerst van den domme. Wat jammer, zei ik, vroeger was ze toch zo'n artistiek wezentje. Ik herhaalde zijn eigen woorden van vroeger, begrijp je. Hans mag dan lang blind zijn geweest, wat Nina betreft, maar hij heeft ten slotte een heldere kop en toen ik dat zo met wat nadruk zei, begon hij alles beter te begrijpen. Ineens zei hij het zelf, net alsof hij een hele ontdekking had gedaan: misschien was Nina nooit gezond geweest, ook toen al niet. In dat geval had hij er toch niets aan kunnen veranderen. Ik weet niet of hij in die kringen van haar vrienden vroeger bij al die hoogvliegerige gesprekken wel eens een beetje raar gevoel heeft gehad, omdat hij er toch maar bijhing, maar in elk geval scheen het hem op te luchten toen hij eindelijk doorkreeg, dat die artistiekerigheid van haar altijd opgeschroefdheid was geweest, waar je eigenlijk, alles goed beschouwd, medelijden mee moest hebben. Hij begon te zien, dat ze helemaal niet zo superieur was en dat je er beter aan toe was als je maar heel gewoontjes deed, als iedereen. Die dokter is toch nog ergens goed voor geweest. Al de geleerde woorden die Hans van hem had gehoord, had hij nu bij de hand. Nina had altijd op de rand van de hysterie geleefd, zei hij. Toen schrok hij een beetje, omdat hij onwillekeurig bezig was over Nina te praten alsof ze een vreemde was. Om het een beetje goed te maken, zei ik toen maar, dat het toch erg zielig was. Hij zuchtte alleen, maar zei niets meer.
In elk geval werd hij daarna heel wat kalmer, hij had er zich bij neergelegd, en die gekke gedachten, dat het zijn schuld zou zijn, had hij zich uit zijn hoofd gezet. Het is zonde dat ik het zeg, maar toen ze eenmaal in de kliniek zat, leefde hij langzamerhand weer een beetje op. Hoe is het met zoiets, het wordt dan uit je handen genomen. Er waren de gewone bezoekuren, en dan leek ze vrij gewoon, hij dronk een kopje thee
| |
| |
met haar, maar die spanning, die was er niet meer. Hij hield zich heel flink, dat natuurlijk ook.
Hans was dan wel tot rust gekomen, maar hoe hij toch aan het tobben bleef, dat heb ik wel gemerkt toen hij op een middag onverwachts binnen kwam stormen. Hij was zo zenuwachtig, dat hij niet uit zijn woorden kon komen. Ik maakte gauw een kopje thee om hem op zijn gemak te stellen, maar net dat ik in de kamer terugkwam wou hij, zijn jas al weer aan, verdwijnen. Hij leek wel kwaad, maar ik ken hem door en door, dus ik wist dat hem iets dwars zat, hij durfde me niet eens aan te kijken.
‘Ga jij nou maar rustig zitten,’ zei ik, en ik drukte hem gewoon neer in zijn stoel en bracht hem zijn thee, net alsof er niets aan de hand was. En ik intussen maar doorbabbelen, over ditjes en datjes, maar ik merkte wel, dat hij helemaal niet luisterde en op hete kolen zat. Eindelijk zei ik: ‘En vertel nu eens wat er eigenlijk is gebeurd.’ Hij maar kwaad blijven, niet op mij natuurlijk, maar op zichzelf. Er was helemaal niets, zei hij, ik moest niet zo zaniken. Ik trok me daar niets van aan; zo deed hij vroeger ook, als er op school iets was gepasseerd waarover hij aan het tobben was geraakt.
Ineens werd hij heel stil, ik zag zijn gezicht zo raar vertrekken en zijn lippen begonnen te beven. Ik kon het bijna niet blijven aanzien. Gelukkig begon hij me toen zelf te vertellen, wat hij eigenlijk op zijn hart had. Nu pas begreep ik waarom hij zelfs mij eerst niets had willen zeggen - al was hij dan toch maar, zoals altijd, naar zijn moeder toegekomen. Eigenlijk was er ook niet zo veel te zeggen. Dat had hij zelf begrepen, en daarom was hij, omdat hij zich schaamde, kwaad geworden. Ik zag het allemaal heel duidelijk, ik ken hem zo goed.
Het kwam dan hierop neer. Je hebt er geen notie van hoe dol de kinderen op hem zijn. 's Avonds voor ze naar bed gaan zitten ze altijd nog even in hun nachtkleren beneden. Dat hebben ze altijd gedaan, ook voor Nina weg was. Nu moet je weten, dat Hildeke zich voor haar vader graag uitslooft. Zij is me er eentje. Dat kind is zo lenig. Ze doet niets liever dan zo'n beetje door de kamer dansen, echt als een kind. Zo ook op die avond. Ze was weer bezig, net een danseres, met van die overdreven danspassen, want ze steekt er zelf de gek mee. Ineens, vertelde Hans me, hij wist zelf niet waarom, werd hij woedend en schreeuwde tegen haar, dat ze onmiddellijk met die aanstellerij moest ophouden. Je kunt je indenken hoe dat kind schrok. Later, toen hij haar naar bed bracht, heeft hij het wel weer goedgemaakt, maar Hans zelf bleef
| |
| |
die avond helemaal van streek en bleef er maar over tobben.
Tot zover dan had hij me alles rustig verteld, maar toen zweeg hij en keek me zo gek aan. Ik wist dat hij me wat wilde vragen, maar de woorden kwamen er niet uit. Hij begon te stotteren, ik zag zijn gezicht weer vertrekken en zo groot als hij is, hij begon als een kind te huilen. Ik kreeg het er zelf te kwaad van, ging bij hem zitten en streek hem door zijn haar, net als vroeger, en zei eerst maar helemaal niets. Terwijl ik daar zo bij hem zat, begreep ik plotseling wat hij me had willen vragen. Die jongen was doodsbang geworden toen hij Hildeke zo bezig zag, dat ze precies zo zou worden als haar moeder. Grote onzin natuurlijk, maar ik had zo'n medelijden met hem. Wat zou hij zonder mij moeten beginnen. Het heeft uren geduurd, tot etenstijd is hij gebleven, voor ik alles uit zijn hoofd had weggepraat.
Maar wil je wel geloven, toen ik daarna alleen zat en na begon te denken, sloeg het me koud om het hart. Denk je nu eens in, dat er echt ook met Hildeke iets mis zou zijn. Zou dat kunnen? Ik kon het niet meer uithouden en heb Hans opgebeld en gevraagd of Hildeke de volgende dag koffie bij me kon komen drinken, zo maar. Het was heel gezellig, het is zo'n opgewekt kind. Ik heb haar scherp bekeken, onwillekeurig, maar nu weet ik het zo zeker als een huis, ik zie helemaal Hans in haar, nu ja, behalve haar ogen dan, maar verder is ze helemaal Hans. Zo zie je intussen waar hij zich allemaal zorgen over maakt.
Het ergste van alles is nog wel, dat toen Nina weer terug was, na de eerste keer dus, want hoe lang het nu wel zal duren, is helemaal niet meer te zeggen, ik pas goed heb gemerkt wat een intrigante ze is - gemeen, anders kan ik het niet zeggen. Ik had het altijd gedacht, maar toen pas is me een licht opgegaan, hoe ze tussen Hans en mij aan het stoken is geweest. Daar heb ik echt verdriet van gehad. Op de morgen dat ze onverwachts bij me kwam ben ik het duidelijk gaan begrijpen. Ze was nadat ze uit de kliniek was ontslagen heel opgeruimd, zo ongedwongen, zo echt helemaal erbij. Maar hoe moet ik het je zeggen? Van het begin af aan geloofde ik er niet in. Ze hing soms weer om de hals van die jongen, zo maar, zonder enige reden, alsof ze net getrouwd waren. Ze wist wel, of had moeten weten, dat hij zich daar een beetje voor geneerde. Er is voor alles een tijd en plaats, ik weet precies hoe hij is. En dan was ze weer, als ze over de kinderen sprak, het met Hans had over zijn werk, of over een etentje dat ze zouden geven, zo helemaal de echte huisvrouw, de moeder die het allemaal zo goed weet, het o zo verstandige vrouwtje, dat met haar man meeleeft. Het leek zo doodgewoon, maar
| |
| |
het was het niet. Ik kan het echt niet anders zeggen: ze speelde een rol, werkelijk, ze was precies een actrice, maar dan ook nog iemand van wie je ziet, dat ze zich dwingt om haar rol goed te spelen. Je zult misschien zeggen, dat ik overdrijf, maar dat is heus niet waar. Even liep ik er wel in, maar toen keek ik naar Hans en van dat verlegen gezicht van hem merkte ik, dat hij haar net als ik doorhad. O, we hebben er met geen woord over gesproken, er was trouwens niets waar je je hand op kon leggen en daarom zei ik op een keer toen Hans zijn kopje koffie kwam halen alleen maar, dat ik Nina weer zo goed vond. Hij knikte, maar zei niets, ik wist dat hij me begreep. Hij zal ook wel hebben gemerkt hoe ze bij al de drukte die ze maakte over wat er in huis omging soms al babbelende op haar zenuwachtige manier plotseling de kluts kwijtraakte. Dan zweeg iedereen en daarna begonnen we allemaal door elkaar heen te praten.
Op die morgen dan dat ze me met een bezoek vereerde, wat al in jaren niet meer was gebeurd, zonder Hans, was ze dus weer heel opgewekt, zo'n beetje geforceerd, begrijp je. Ik liet haar rustig praten tot ik ineens, ook door haar eigenaardige manier van doen, begon te begrijpen, dat ze iets speciaals voorhad. Ze had het erover, dat ik hier toch wel wat alleen zat, zo zonder afleiding, iets waar ze zich voor zover ik weet nooit druk over had gemaakt, en daarna kwam ze zo maar terecht op het chapiter van reizen. Majorca moest in deze tijd van het jaar zo mooi zijn. Ze had gehoord, dat een kennis, iemand van mijn leeftijd, daar een huisje had gehuurd, voor een spotprijs, en hoe er al een hele kolonie van Nederlanders zat, mensen met hun pensioen, die het net als ik behoorlijk konden doen. Ik zat al stijf op mijn stoel en zei niets meer. Wat moet ik nu reizen? Een paar jaar geleden zijn we eens met zijn drieën erop uit geweest, heel eenvoudig, ik had toen een zware bronchitis achter de rug, en Hans zei, dat ik wat zuivere lucht nodig had, en zoals die jongen is, maakte hij onmiddellijk een plannetje. Tien dagen zijn we in Montreux geweest. Dat was eens en nooit meer. Nina deed steeds zo raar, ze was zo zwijgzaam, niemand had er iets aan.
Ik had intussen begrepen waar ze heen wilde. Ze bleef maar doorpraten, nu weer over iets anders. In de Achterhoek, had ze gelezen, was net zo'n aardig tehuis geopend, waar je je kon inkopen, het was keurig, wel wat duur, maar met de beste verzorging. Dan was je ook helemaal van alle drukte af, vooral wanneer je met een betrekkelijk groot huis zat, zoals ik, waar je eigenlijk niets meer aan had. Ik werd er helemaal koud van en kon me niet meer inhouden. ‘Nina,’ zei ik, heel kalm, maar ik
| |
| |
kookte van binnen, ‘wat wil je eigenlijk. Waarom zeg je niet ineens, dat je me kwijt wil?’
Je had haar moeten zien. Ze werd lijkbleek en begon toen in haar stoel zo te beven, dat ik er bang van zou zijn geworden als ik niet zo woedend was geweest. Ze stond op en liep door de kamer heen en plotseling zei ze met zo'n vreemde stem: ‘Waarom laat u Hans niet los?’ Nu vraag ik je. Ik stikte van kwaadheid. Hoe durfde ze. Eerst kon ik er geen woord uitkrijgen, maar toen heb ik haar eens de waarheid gezegd. Alles heb ik er uitgeflapt wat ik al die tijd had opgekropt. Nu moest ze dan eens en voor al maar weten, dat ze in haar conditie geen recht meer heeft op die goeie man van haar, dat Hans alleen maar bij haar blijft om de kinderen en omdat ik, zijn moeder, hem altijd weer overeind houd, dat ze zich schamen moest, dat ze een blok was aan zijn been. Alles kwam eruit, zelfs over Hildeke vertelde ik haar en hoe bang Hans was. Ze begon toen zo raar te doen en te gillen, wat ze zei weet ik niet meer, het was trouwens onzin, ik luisterde al niet meer en zat in mijn stoel te huilen, een hele tijd nog nadat ze was verdwenen.
Eindelijk heb ik Hans opgebeld, op zijn kantoor. Iets wat ze had gezegd had ik goed gehoord. De dokter zou Hans naar mij hebben gevraagd, waar bemoeit zo'n kwakzalver zich mee, en Nina zelfs hebben gezegd - nee, dat durf ik niet eens te herhalen. Ze is een gemene leugenaarster. Ik beefde als een rietje toen ik de telefoon in mijn hand had. Omdat zij nu gek is, moet ik daarom mijn jongen in de steek laten? Maar ik wist het wel, ze heeft gelogen, ze is zo doortrapt. Hans heeft dat niet met zoveel woorden toegegeven, en me later gevraagd nooit meer met Nina over dergelijke dingen te spreken, alsof ik was begonnen, maar ik begreep wel, dat er geen woord van waar was. Houdt Hans immers ooit iets voor me achter? Het was vreselijk, ik heb er nachten niet van kunnen slapen. Sinds die tijd heb ik haar niet meer gezien. Ik heb het Hans nooit gevraagd, maar ik weet zeker, dat hij daarna voor haar verborgen hield, dat hij geregeld bij me kwam. Stel je voor, bij zijn eigen moeder.
Laat eens kijken, het zal misschien drie weken daarna zijn geweest, dat het, zoals een kind kon hebben voorspeld, weer misging. Dat gekke geval dus met die kermisman. Nu moet jij zelf maar eens nagaan of zo'n vrouw nog langer alleen over straat kan gaan. En dat gebeurde nog al liefst met de kinderen, op klaarlichte dag. Hoe het precies is gegaan heeft Hans bij stukjes en beetjes gehoord, ja, van Nina zelf. Het is gek, ze praat er graag over, maar dat heb ik wel van Hans begrepen, op zo'n vreemde manier. Ze kijkt strak voor zich uit, het is net alsof ze een lesje
| |
| |
opzegt, vond hij, of alsof ze steeds weer in zichzelf een zelfde grammofoonplaat afdraait. Nu herhaal ik maar wat Hans me vertelde, want ik ben er nog niet geweest. Daar staat mijn hoofd nu helemaal niet meer naar. Hans was er eerst verbaasd over, dat ze twee dagen na die ellendige nacht weer zo betrekkelijk normaal deed, als je het zo wilt noemen, maar het schijnt, dat ze je tegenwoordig vol stoppen met die nieuwe pillen. Ze zullen haar heel wat hebben laten slikken.
Wat er nu later was gebeurd, met die man met de zilveren hoed, zoals zij hem maar blijft noemen, daar zweeg ze eerst helemaal over. Over de rest zei ze des te meer. Je weet dat het op het koninginnefeest is gebeurd. Nina was met de kinderen naar de stad gegaan. Altijd maar weer, zei Hans, legde ze er de nadruk op, dat ze zich toen zo normaal voelde, zo helemaal de jonge moeder. Zo jong is ze helemaal niet, drie jaar ouder dan Hans. Enfin, echt dus een jonge gewone moeder voelde ze zich, die met haar kinderen in het lentezonnetje eens naar de kermis was gaan kijken. Steeds weer zaagde ze Hans daarover door. Die jongen bleef maar geduldig luisteren, hoe ze samen met de kinderen in een draaimolen had gezeten, in de autootjes, de raket naar de maan, de hele boel. Wat dat er nu allemaal op aankwam begrijp ik ook niet, maar wel tien maal vertelde ze hem precies hetzelfde. En altijd maar weer hoe gezond ze zich voelde, zo met de kinderen. Nu begrijp je wel, dat je als je echt normaal bent daar niet eens over nadenkt. Dat heb ik je trouwens al eerder gezegd, ze heeft altijd veel te veel over zichzelf nagedacht, dat doen gewone mensen zoals jij en ik toch niet.
Om kort te gaan, wat ze allemaal ook hadden gedaan - Nina had er geen sikkepit van vergeten. Hans was al blij, dat ze zo rustig vertelde, nu ja, dank zij die pillen. Ik heb je geloof ik nog niet gezegd, dat Hans voor hij naar kantoor ging had afgesproken, dat ze elkaar laat die middag in Formosa zouden ontmoeten, om de kinderen op een ijsje te tracteren. Nina troonde de kinderen dus mee toen het zo ongeveer tijd was, maar ze bleven bij de caféterrassen toch nog even kijken naar de kunstemakers, die je op zo'n dag altijd je geld uit je zak trommelen. Jaapje was helemaal weg van zo'n vent, die uit krantepapier allerlei poppen knipte. Daarna was het dus tijd en zouden ze naar het café gaan. Twee terrassen verder kwamen ze in een ontzettend gedrang terecht. De kinderen wilden nog eventjes blijven en nu moet je weten, dat Nina eerst niet wilde; tenminste, dat heeft ze Hans wel twintig keer gezegd, alsof dat er verder nog iets toe doet. Daar zagen ze die kermisman. Wel een week lang wou Nina, als ze zover was gekomen, verder niets meer zeggen. Ze zweeg,
| |
| |
of begon weer helemaal opnieuw over alles, dat Hans al lang kon dromen.
Maar op een keer, ze hadden over iets heel anders gepraat, Hans had wat over de kinderen verteld, al merkte hij, dat ze niet luisterde, kwam ze los. Plotseling had ze het over niets anders meer dan over die kermisman. Hij had zo verveeld gekeken, dat scheen haar nog altijd te hinderen. Hij zag er verder zo feestelijk uit. De kinderen hadden hem geweldig gevonden. Hij had een hoge punthoed op, verzilverd en met allemaal belletjes, een wit pak, en hij speelde op een harmonika en tegelijk bonkte hij los op zo'n grote Turkse trom op zijn rug. Dan had hij ook nog een trompet voor zich hangen, waar hij nu en dan op lostetterde. Zo'n eenmansorkest dus, als je bij dergelijke gelegenheden dikwijls ziet. Ze stonden al gauw op de eerste rij en klapten in hun handen als hij weer eens een nummertje had gespeeld, maar Nina kon er niet over uit, dat die man helemaal niet op hen lette. Wat wou ze in godsnaam? Hij was kwaad op me, zei ze steeds weer tegen Hans. Hoe ze zich dat in haar hoofd haalde. Enfin, zo iets begrijp je toch niet.
Het klinkt verder zo gek, dat het me echt hindert om het je te vertellen. Nina merkte, dat de vrouwen die bij die man waren niet genoeg geld ophaalden. Nu zagen die er blijkbaar niet zo appetijtelijk uit, het gewone kermisvolk natuurlijk, zo'n vrouw echt uit de achterbuurt en een dochter met van die vettige piekharen. Op zo'n dag word je toch al om de haverklap lastig gevallen, dus kan ik me best begrijpen, dat er in het bakje, waarmee ze op de terrassen rondliepen, niet altijd wat bij kwam. Alles bij elkaar zullen ze zo'n hele dag toch wel een flinke cent opgehaald hebben. Maar wat gaat ons dat aan? Wat doet Nina nu plotseling? Ik schaam me nog dood, alleen maar om het jou te vertellen. Zij kon het niet verdragen, zei ze tegen Hans, dat die man met de zilveren hoed haar maar niet aankeek en dat niemand de vrouwen wat gaf - wat een onzin - en zonder er verder over na te denken stopt ze een van die vrouwen een rijksdaalder in de hand, neemt haar het bakje af en - kun je het geloven? - loopt het terras op en houdt het de mensen een voor een voor. Je kunt begrijpen hoe de kinderen schrokken. ‘Mama, wat ga je doen?’ riep Hildeke nog, maar Nina ging rustig haar gang. Ze boog even voor de mensen, die ontzettend gek moeten hebben opgekeken en wachtte tot ze haar wat hadden gegeven.
Hans was dus bij Formosa aan het wachten. Hij kwam daar precies op tijd, maar toen ze er na drie kwartier nog niet waren werd hij ongerust. Die jongen voelt zich natuurlijk nooit helemaal op zijn gemak
| |
| |
als Nina er zonder hem op uit is. Hij kon het wachten niet meer uithouden, stak de straat over, op weg naar het Voorhout, en liep toen ineens, net alsof hij een voorgevoel had gekregen, naar een groep mensen toe, die voor het terras aan de overkant te hoop waren gelopen. Van ver hoorde hij al lachen en roepen. Zijn hart zonk hem in zijn schoenen. De jongen voelde dat het iets met Nina had te maken. Hij duwde de mensen opzij, zag eerst de kinderen helemaal bedremmeld staan en dan, midden op het terras, voor iedereen voor schut, Nina, met een krijtwit gezicht, bevend, terwijl dat achterbuurtwijf haar de huid volschold en haar het bakje uit de hand rukte. Je zult het wel voor je houden wat ik je allemaal zeg, ik word er nog ziek van als ik er aan denk. Op klaarlichte dag, zo maar op straat. Hans weet nog niet of iemand hem heeft herkend. Stel je voor, dat er relaties van hem zaten. Gelukkig hield hij zich flink, in één stap was hij bij Nina, trok haar mee, de kinderen, de zielen, achter hem aan. Hij had nog geluk dat hij direct een taxi kreeg. Daar zat dan die arme Hans, de kinderen waren aan het huilen geslagen en Nina was bijna niet in de auto te houden. Ze riep steeds maar: ‘Ze hebben me uitgelachen’ en dan maar weer onzin over die kermisman, die boos op haar was.
De chauffeur bleef voor zich uit kijken, maar je begrijpt wel wat die gedacht heeft. Enfin, betrekkelijk nog zonder schandaal kreeg Hans Nina het huis binnen en naar boven. Ze was nu helemaal van de kaart. Hij probeerde haar een paar kalmerende pillen te laten slikken. Eerst sloeg ze het glas water uit zijn hand in gruzelementen op de vloer, maar toen werd ze gedwee, al scheen ze niet eens meer precies te weten wie ze voor zich had. Ze brabbelde maar door, allerlei onzin, over die man, en toen waarachtig over haar vader. Hoe ze daar nu op kwam. Ze scheen Hans voor hem aan te zien. Hans vond alles al lang goed, als ze maar stil werd. Die nacht is het helemaal verkeerd gegaan. Ze sprong het bed uit en je zult het niet geloven, maar Hans moest met haar vechten om haar in bedwang te houden. En maar gillen, dat ze zich zo schaamde, dat ze niets waard was en iedereen haar had uitgelachen. Tegen de ochtend werd ze kalm. Toch was het duidelijk, dat ze helemaal haar hoofd kwijt was, ze neuriede voor zichzelf, het leek wel een kinderliedje of zoiets. Hans durfde haar eindelijk een ogenblik alleen te laten om de dokter te waarschuwen. Een uur later werd ze gehaald.
Nu zou je denken, dat zo'n dokter de ernst van de toestand eindelijk zou hebben ingezien. Zeg nu zelf, zo'n vrouw is gevaarlijk, voor de kinderen al, om maar niet eens te denken aan de schande. Hans durfde
| |
| |
de volgende dagen de mensen op zijn kantoor bijna niet onder de ogen te komen. Maar die dokter, weet je wat die zei? Hij had nu een aanknopingspunt. Nina was nog erg ziek en het zou heel lang duren, maar hij begreep alles beter. Nu herinner ik me ook weer wat Hans me erover vertelde. Zei ik het al niet? Zo'n kermisman, precies zo een, met zo'n zilveren hoed met belletjes, had Nina in Maastricht op het carnaval gezien, stel je voor, maar even dertig jaar geleden. Ze was daar met haar vader, op de morgen van dezelfde dag, schijnt het, dat hij met zijn vrouw dat ongeluk heeft gekregen.
En Hans maar weer geduldig luisteren naar wat de dokter daar allemaal over had te vertellen. Langzamerhand geloofde hij er niet veel meer van. Zo'n dokter heeft mooi praten, Hans zit er mee. Hij had nu houvast, zei de dokter. Jawel, op Hans' portemonnaie. Enfin, Hans is zielsblij, dat de rust is teruggekeerd. We hebben er samen lang over gepraat, heel kalmpjes, Hans is altijd zo voor rede vatbaar. Hij ziet nu zelf wel in, dat er iets moet gebeuren, zo gaat het niet langer. We zijn het er over eens geworden, dat ik bij ze intrek - het moet wel, die huishoudster bevalt helemaal niet, dat zag ik al van de eerste dag. Ik heb alles met Hans geregeld. Morgen komt hij mij halen. Iemand moet toch voor de kinderen zorgen, en voor die arme jongen. Gelukkig maar dat ze mij nog hebben.
|
|