in de ‘Montgomery’ en enige dagen beleven zij in het stralende voorjaar een onvergetelijk en rustig geluk, tot zij door Russische posten worden aangehouden en gedwongen zijn in een interneringskamp op een reisgelegenheid te wachten.
Met durf en vindingrijkheid weten zij gedaan te krijgen dat zij met een vliegtuig uit Halle naar Brussel worden gebracht. Vandaar bereiken zij het vaderland, en de schrijfster geeft op aangrijpende wijze weer, hoe zij haar dierbaren terug vindt in een vreugde, die de climax en de point d'orgue van haar boek uitmaken.
Zelden heb ik zo geboeid een reisverhaal gelezen. Niet alleen om het uitzonderlijke van het gegeven met alle gevaren van honger en bedreiging in een land, dat wemelt van ongure zwervers, wier taal zij niet eens verstaan, - maar bovenal om de verukkelijke levenskracht, die steeds weer een oplossing doet vinden voor ogenschijnlijk onoplosbare moeilijkheden, een levenskracht die zich kenbaar maakt in het zeer genuanceerde talent van deze geboren schrijfster.
Ik heb de Engelse versie van dit boek niet gelezen, maar de vertaling van Wim Hora Adama is voortreffelijk. Een hoogst enkele maal gebruikt zij het tegenwoordig deelwoord te frequent (haar achterlatend gingen zij weg) maar zij is erin geslaagd, de veerkracht van de verteltrant overtuigend te doen voelen.
Tien jaar nadat de schrijfster de onvergetelijke tocht naar de vrijheid had gemaakt, heeft zij haar ervaringen te boek gesteld. Bij het lezen heeft men de indruk, dat het verhaalde pas gebeurd is, zo vers en direct doet het aan.
Het heeft niet het sombere van andere oorlogsherinneringen, doordat slechts een klein deel van het begin het barre gevangenisleven weergeeft; en ook dat gedeelte is licht van timbre, enerzijds doordat de Nederlandse meisjes steeds haar indrukken konden uitwisselen, maar vooral doordat zij zichzelf een bezigheid hadden verschaft die boeide, zó boeide, dat zij erdoor boven de ellende werden uitgetild.
Zij moesten ganzeveren plukken, zodat het dons voor de Duitse dekbedden kon worden gebruikt, maar zij maakten dit werk haastig af, om zich aan hun eigenlijke liefhebberij te wijden: borduren. Zij hadden naalden weten te verbergen en een kleine voorraad gekleurde draden. Op een zakdoek borduurden zij namen van elkaar, van een liedje, van data. Overal maakten zij jacht op gekleurde draden en ruilden blauw tegen rose, geel tegen zwart. Dit was een belangrijk redmiddel voor het moreel en hielp de meisjes haar wanhopige toestand te vergeten.
Wanneer men dit bijna zonnige boek van ter dood veroordeelden vergelijkt met het beroemde oorlogsverhaal: ‘Un condamné à mort s'échappe’, van André Devigny, verfilmd door Bresson, dat doortrokken is van dodelijke ernst, treft de blijmoedigheid van deze jonge vrouwen nog eens zo diep. Beide verhalen zijn een ode aan het leven, maar Henriëtte Roosenburg, bezield en bezielend, komt uit haar werk stralend van geestkracht te voorschijn, een bron van wijsheid en humor, die verkwikt en bemoedigt. Een nieuw Nederlands schrijfster (al publiceert zij in het Engels) die wij met vreugde en eerbied begroeten.
E.v.L.