De Gids. Jaargang 120(1957)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] [Eerste deel] Herman van den Bergh Tijd Kennis van tijd vangt in de winter aan, dunspijlig fluitend hek onder zwiepende takken wat bevende schreden en zo ver zo ver van 't stenen huis en zijn beroete haarden Kennis van tijd bezit wie in zijn schommelstoel te warm voor wormen en te koud voor vliegen heeft opgehouden Eén te zijn: voor hem zijn jaren al te zwak de eeuwigheid van de prekers al te machtig het ritueel seizoen der planten stapt over zijn dagen als over een beek hij zit met slechten appetijt aan een onmeetlijk gastmaal aan de regen heeft hem lust en lied gewassen uit de borst; in de rivier omarmen elkaar de spiegelbeelden der gelieven de korte middag heeft oksels van vochtige zwaardleliebladen men zegt om hem: een lauwe dag, of wel: de storm heeft sterkte tien De geur der bruine struiken denkt hij na zoals een man een vrouw bijwijlen houdt hij zijne linkerhand voor zijn geminderde ogen en invallend donker waarborgt een feilloos evenwicht der dingen hij weet bij avond openen zich de bloeses van de vrouwen vanzelf [pagina 2] [p. 2] Niet Eén is hij meer hij is Ieder hij is zijn eigen jeugd vergeten liefden vergeten oorlogen vergeten de kameraden langs zijn weg waren heroïeke dwazen die vendels zwaaiden uit aardse gedachten wierook stookten (de meisjes sidderden waar hun bloed ging) soms sloegen paarden enige dromen uit hun hoeven grote brandwolken werden als paddestoelen rond op alle openbare pleinen en 't was een heerlijk feest het was een kostelijke kwaal op de trottoirs draaiden de armzaligste lantarens hun koppen als vuurtorenlichten om en om maar alle schepen strandden op de kust Tijd (weet hij) is niet gister is niet morgen is ook niet nu - geen grammaticale kategorie - het is een strijd die niet begint of ophoudt die tot geen zege tot geen neerlaag voert een ogenblik van ieder ogenblik een enkle schicht die aarde en hemel bindt duikende kam van zeeschuim waarlangs de vogels prooien een kinderlach die in de volgende ademtocht versterft een holte in een schedel tropee van Troja Waterloo Guernica Hiroshima een wachtpost voor elysium het slepen van een voet die naderkomt het openen van een deur Tijd (weet hij) is een chemische indifferente zoals hijzelf die in een schommelstoel versmaad door vliegen en door wormen zijn Eén verloren heeft.... [pagina 3] [p. 3] Tijd - hij heeft hem achtervolgd bevochten voet voor voet gekneld in iedre knoop van zijn bestaan van zijn gedicht opnieuw verwekt bij elke breuk thans zijn zij reisgenoten gaan huns weegs tezaam als de rivier en haar gordijn van populieren Maar geef acht lentekind en zomerman laat 't simultane u niet misleiden want niet het wéten van het einde doch enkel 't einde zelf is het einde: de littekens hebt ge op zijn voorhoofd niet ontcijferd en wat aan honden slaapt nog in zijn stem zijn altijd wilde honden Vorige Volgende