De Gids. Jaargang 119(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 386] [p. 386] Ad den Besten Mistig Als er een woord is moet ik het horen waar ik het spoor gis naar huis terug, zal het mijn oren tergen moeten als een scheepshoren onder een brug. Tastendervoeten mis ik het water, Moeder, ontmoeten mag ik u niet. Mist - ik ga later aan d'overzijde, godweet ik waad door wildvreemd gebied. [pagina 387] [p. 387] Moeder, het blijde woord dat mij wekte mij te bevrijden bij u vandaan, zwijgt zijn volstrekte niets in mijn oren, legt in mijn nek de doodsangst aan. Ik ben verloren! Als het ontlaadde, hoe zou ik horen dat het weer sprak? Roep ik ‘genade’, riep 'k in den dove; wie slaat mij gade kil en strak? Moeder, ik sla de mantel van deze ragdunne strofen onder en boven dicht om mijn wezen. Geef onderdak! Vorige Volgende