Shaw was toen vierenzeventig jaar; hij nam deze gebeurtenis zo ernstig op, dat hij zijn secretaresse vroeg, zijn speech op papier te zetten, wat heel ongewoon was, want hij sprak altijd voor de vuist.
Shaw noemde bij deze gelegenheid acht geleerden als de grootste, Pythagoras, Aristoteles, Ptolemeus, Copernicus, Galilei, Kepler, Newton en Einstein. Daarop antwoordde Einstein: ‘Mr G.B. Shaw is erin geslaagd de genegenheid en warme hulde van het mensdom te verwerven langs een weg, die anderen naar het martelaarschap heeft gevoerd. Wat Mr Shaw heeft gepresteerd kan alleen door een geboren artist gepresteerd worden. Uit zijn toverdoos heeft hij talloze marionetten te voorschijn gehaald, die, hoewel ze gelijkenis vertonen met de mens, niet van vlees en bloed zijn, maar uitsluitend bestaan uit geest, vernuft en gratie. Door ons een spiegel voor te houden is Mr Shaw er, als geen van zijn tijdgenoten, in geslaagd ons vrij te maken en iets van de druk van het leven van ons af te nemen.’
Miss Patch vertelt onopgesmukt over het leven van dag tot dag zoals Shaw dat leidde. Hij was altijd goed gehumeurd, de grimmigheid die hij naar buiten soms toonde, de agressie die zijn werk zo levend maakt, waren slechts een deel van zijn gecompliceerde wezen. Tot het laatste bleef hij de hoffelijkheid zelf, zelfs toen hij de negentig gepasseerd was, stond hij, hoe schraal en doorschijnend hij ook was geworden, op, als hij een betere stoel had dan Miss Patch en drong erop aan, van plaats te verwisselen.
Toen een bezoeker eens opmerkte dat er geen bloemen in zijn kamer stonden, zei Shaw: ‘Ik ben dol op kinderen, maar ik snijd toch ook hun hoofden niet af, om ze hier in vazen te zetten.’
Ondanks het feit dat Shaw voor de buitenwereld dikwijls acteerde, bleef hij essentieel oprecht en eenvoudig. Welk een verschil met een figuur als Gide, die bij zijn leven steeds bezig was, aan zijn posthume roem te werken. Shaw heeft van zijn huis na zijn dood een museum willen maken, overtuigd als hij ervan was, een belangrijk schrijver te zijn, maar al deze maatregelen kwamen niet voort uit kinderachtige ijdelheid, doch uit zijn wijze van denken, het behoorde tot zijn manieën, zoals ook zijn vegetarisme bijvoorbeeld. Huichelen was hem ten enenmale vreemd.
De wijze waarop hij de draak stak met sommige mensen en toestanden, verborg dikwijls een schuchtere tederheid, die in Saint Joan haar hoogtepunt bereikte. Maar ook in de liefde, zoals hij die in diverse gedaante heeft geschilderd, was, naast de voorkeur voor ‘moreel overwicht’, herhaaldelijk een jongensachtige pudeur en begrip van de kracht van de liefde aanwezig.