plaats bevinden... Men moet op een hoog punt, ver boven de aarde staan, om al die voertuigen te kunnen volgen, al deze dingen te kunnen zien.’
Van de bijfiguren ziet de lezer niet meer dan Abel Donk zelf heeft aanschouwd. Zijn vrouw is hem het naast, maar in de loop der jaren is zelfs haar wezen, hoewel niet haar persoon, vervaagd. De ogenblikkelijke ontmoetingen met andere werklozen, met de buffetjuffrouw o.a. worden veel belangrijker in Donk's leven. En dus ook in Dekker's boek.
Haast onmerkbaar glijdt Abel Donk uit de werkelijkheid in de verbeeldingswereld. Zijn pueriele fantasieën hebben slechts een klein duwtje nodig om hem geestelijk te doen derailleren. De eerste keer als dat geschiedt, in het hoofdstuk: Tussen twee gebieden, vindt de overgang van zin naar waanzin zo onmerkbaar bijna plaats, dat de lezer er volkomen door verrast wordt. Het is zeer eigenaardig, dat als Abel Donk het spoor bijster raakt, zich allerlei kennelijk sadistische tendenzen gaan openbaren. Als hij er over gaat denken wat hij, nu hij ontslagen is, zal gaan doen, overweegt hij een marteltoestel te construeren, dat muziek maakt, terwijl zijn vijanden worden gekweld. Het voorwerp waaraan als het ware in al zijn aberraties een symbolische betekenis kan worden toegekend, is een enorme Engelse sleutel, ‘een prachtig stuk gereedschap voor bruggenbouwers of voor monteurs, die zware machines moeten plaatsen, maar een instrumentmaker heeft het eigenlijk nooit nodig. Het is een vreemd voorwerp tussen het fijne tere gereedschap, even vreemd als het woord “Inc.”, dat in de steel geperst is. De rechter zou het op zijn rechterstafel kunnen leggen, een zware stalen presidentshamer, waarmee de veroordeelden een slag op hun hoofd krijgen.’
De combinatie Inc. - Pius, wordt gevormd doordat Abel Donk deze sleutel boven op zolder op een oud beschadigd boek legt. ‘De linnen rug is doormidden gescheurd en op het bovenste gehavende en beduimelde blad, staat een afbeelding van Paus Pius de Tiende. Sedert Pius het gereedschap bewaakt, is hij geen vreemde meer voor Abel.’ Het zou hoogst merkwaardig zijn als een bevoegd analyticus dit boek eens onderhanden zou willen nemen. Waarschijnlijk zou dan blijken dat Dekker's intuïtie voor het ziektebeeld van de man die in zijn boek Abel Donk heet, precies de juiste symbolen en uitdrukkingswijzen heeft gevonden.
Heeft Dekker Abel Donk in al zijn kleinheid getekend, hij heeft niet verzuimd al zijn fantasie te hulp te roepen om de mogelijkheden van dit kleine bestaan te verbeelden. De schoonste beelden en ver-