De Gids. Jaargang 119
(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
J. van de Walle
| |
[pagina 258]
| |
mate als Europese of Nederlandse volksplanting te beschouwen valt, dan de twee hierboven genoemde Benedenwindse eilanden. De Curaçaose muziek draagt een uitgesproken ‘Creools’, de Creoolse muziek van Suriname een uitgesproken ‘Afrikaans’ karakter. De term ‘Creools’ verdient korte toelichting. In Suriname bedoelt men hiermee ‘inheems’. Elders duidt het woord op Europese invloed. Een ‘Creoolse wals’ die in verschillende Latijns-Amerikaanse landen voor komt - zo is bijvoorbeeld de ‘valse criollo’ uit Lima in Peru beroemd - is zonder twijfel van Europese oorsprong, al heeft de Europese wals een vervorming ondergaan, die de ‘Creoolse wals’ tot eigen bezit van Zuid-Amerika maakte. De ‘Curaçaose wals’ stamt, evenals de ‘valse criollo’, waarop ze veel lijkt, uit Europa maar heeft op deze kleine, vlak onder de kust van Latijns-Amerika gelegen eilanden een vervorming of beter een versnelling ondergaan, die de Curaçaose wals eigen karakter verleent. Peruaanse, Mexicaanse, Curaçaose walsen zijn even bekend als bijvoorbeeld Surinaamse walsen, uit het land dus dat volgens Surinaams spraakgebruik voor een belangrijk deel door ‘Creolen’ bewoond wordt, onbekend zijn. Men zou kunnen zeggen: de muziek der Benedenwindse eilanden (over de muziek der Bovenwindse kunnen we geen oordeel uitspreken) is ondanks alle exotische bijsmaak grotendeels van Europese afstamming. De Surinaamse volksmuziek draagt, afgescheiden van de zuiver Aziatische invloeden, die zich in dit land na massale vestiging van Indiërs en Indonesiërs manifesteerden, alle kenmerken van Afrikaanse afstamming. Luistert men naar de volksmuziek van beide landen en tracht men daarbij dieper tot haar wezen door te dringen, dan bemerkt men, dat de invloed van Europeanen op de Benedenwindse eilanden zonder twijfel groter is geweest dan in Suriname. N. van Meeteren, die een merkwaardig boekje over de volkskunde van Curaçao schreef, heeft dit goed aangevoeld. Toch zouden we niet gaarne een zo alles overheersende Europese, vooral Nederlandse invloed op het volksleven van Curaçao durven aanvaarden als door van Meeteren gedaan wordt. Want ondanks de overwegend Europese inslag die in de volksmuziek te bespeuren valt, kennen de Antillen rudimenten van een andere, niet-Europese muziek. De wals, sinds lang populair in de kringen der gegoede, grotendeels blanke of bijna blanke inheemse burgerij, is van Europese huize. De tumba (tot voor betrekkelijk kort in bedoelde kringen als verwerpelijk, als ‘niet fatsoenlijk’ beschouwd) vertoont, | |
[pagina 259]
| |
naast duidelijke Europese invloeden, zonder twijfel een Afrikaanse inslag. Voor de ‘danza’ geldt dit eveneens en zeker is dit het geval bij de muziek, die tijdens de oogstfeesten op de Benedenwindse eilanden gespeeld wordt. De gebruikte instrumenten zijn van Europees-Afrikaanse oorsprong. Zelden of waarschijnlijk nooit van zuiver Amerikaanse herkomst. De belangrijkste zijn: de piano, de kwatra, de kleine, bijzonder lichte, gemakkelijk te vervoeren miniatuur-guitaar, die ook in het naburige Venezuela bijzonder populair is en voorts dat merkwaardig schraapinstrument de ‘quiro’, in het papiamentoe de ‘wiri’ genaamd. Daarnaast gebruikt men trommen van verschillende afmetingen en ook wel dubbeltrommen, de zogenaamde ‘bongo's’, alsmede de met pitten gevulde rammelaars, die als ‘maraca's’ in geheel Latijns-Amerika bekend zijn. De viool wordt een enkele keer gebruikt. Koperinstrumenten zijn, vooral in moderne orkesten, geenszins onbekend. Instrumenten, die men eerst ontmoet als men dieper in de volksmuziek van deze eilanden doordringt, zijn de ‘cachoe’ en de ‘matrimoniaal’. De cachoe is een hoorn, die een dof, suggestief geluid geeft, zij wordt in het bijzonder gebruikt tijdens ‘simadan’ of oogstfeest. De matrimoniaal is een stok met kleine stukjes blik, die, voorzover we zelf konden constateren, gebruikt wordt door een orkestje, dat ‘muziek zumbi’, z.g. spookmuziek, ten gehore brengt. Deze muziek, die overigens weinig spookachtig is, vormt een bijzonder interessante overgang van ‘primitieve’ Afrikaanse naar 19de eeuwse Europese muziek. De volksmuziek der Benedenwindse eilanden draagt een actief en functioneel karakter. Men maakt geen muziek om er naar te luisteren. Evenmin is op de Benedenwindse eilanden muziek bekend, die een religieus, een bezwerend of magisch karakter draagt. Men maakt muziek om er op te dansen. Maar religieuze, magische of bezwerende dansen zijn onbekend. In het verleden (waarover we weinig weten) zal dit vermoedelijk niet zo geweest zijn. De Europese invloed op de volksmuziek was positief (daaraan dankt men onder meer het ontstaan van de Curaçaose wals) maar ook negatief gericht door toepassing van verbodsbepalingen. Door verbodsbepalingen poogde men ‘de Afrikaanse invloeden’, tegen te gaan, daarbij veronderstellende, dat in Afrika geen beschaving bestond, zodat het verbieden van Afrikaanse cultusuitingen gezien werd als logisch uitvloeisel van de taak die de Europese ‘settlers’, vooral geestelijken, zich vrijwillig hadden opgelegd, nl. de ‘beschaving’ te brengen. | |
[pagina 260]
| |
Terwijl door Harold Courlander nog zeer onlangs in de onmiddellijke nabijheid van de Cubaanse hoofdstad, Havanna, Afrikaanse cultusmuziek op magnetofoonbanden werd vastgelegd, is dit op de Nederlandse Benedenwindse eilanden waarschijnlijk niet mogelijk.Ga naar voetnoot(1) Geheel anders echter is de situatie in Suriname. Suriname nam, èn in het verleden èn in het heden, een meer geïsoleerde plaats in dan de drie Benedenwindse eilanden. Van een frequent verkeer met buurlanden was geen sprake. Culturele injecties, die eilanden zoals Curaçao en Aruba voortdurend van (Europees) Venezolaanse zijde ondergingen, zijn ten enenmale onbekend. Afgescheiden van een Joodse kolonisatie, die aan het einde van de vorige eeuw ten onderging, ontstonden in Suriname geen belangrijke kernen van Europese settlers. Suriname was, meer dan de Benedenwindse eilanden, voor de Europese mens een doorgangshuis, geen plaats om te blijven. Desondanks heeft de Europeaan in sterke mate zijn stempel op Suriname gezet. Maar taaier dan op de Antillen vloeide in Suriname de niet-Europese onderstroom voort. In de z.g. ‘boslanden’ vestigden zich krachtige, weerbare kolonies van bosnegers, die in vele opzichten vasthielden aan uit Afrika meegenomen religieuze, culturele, sociale en andere tradities. In zo sterke mate, dat de volkenkundige in het Surinaamse binnenland gelegenheid krijgt gegevens te verzamelen, waaruit we ons een beeld kunnen maken van West-Afrika zoals dat enige eeuwen geleden moet zijn geweest. Tussen het bos en de stad Paramaribo bevindt zich in het Saramaccadistrict een eigenaardig overgangsgebied tussen heidense boslandbewoners en gekerstende stadsbevolking. Hier bestaat - meer dan in de boslanden, die moeilijk toegankelijk zijn - gelegenheid om kennis te maken met een muziek, die nog wel degelijk een magisch en bezwerend karakter draagt. Maar ook in de stad Paramaribo kan men getuige zijn van bijeenkomsten die niet-christelijke religieuze aspecten vertonen. Bijeenkomsten die men in de stad als buitenstaander vrij gemakkelijk, buiten de stad, in het Saramaccadistrict, minder gemakkelijk en in het bosland zelden kan bijwonen. Godsdienstige opvattingen en muziek zijn hier nog nauw verweven. Zo meent men, dat het mogelijk is ‘winti's’, winden of geesten, op te wekken, die, door een batterij van trommen aangevuurd, van het lichaam | |
[pagina 261]
| |
der ‘begeesterden’ bezit nemen. Deze zouden onder invloed van de kracht die in hen is gevaren, in staat zijn tot daden waarbij de natuurwetten worden opgeheven. Zo zou men zich in deze ‘trance’-dansen kunnen verwonden, zonder dat daarbij bloed vloeit. Of men zou doornige bomen kunnen beklimmen, die menselijkerwijse niet beklommen kunnen worden. In hoeverre deze zaken inderdaad waar zijn, is moeilijk te zeggen. Dikwijls hoorden we van de adepten der ‘winti-dans’, dat veel op bedrog zou berusten. Wel echter gaf men in het algemeen toe, dat deelname aan de winti-dans, ondanks de bijzonder zware lichamelijke inspanning, de dansers een gevoel van algehele bevrijding, van zelfverlossing geeft. Het religieuze, bezwerende aspect van de winti-dans, die overigens geenszins uitsluitend onder de negroide groepen in Suriname voorkomt, maar ook elders in West-Indië wordt aangetroffen, staat vrijwel vast. Het zal dan ook wel mede aan dit aspect te danken zijn, dat de ‘wintipartijen’ of ‘winti-feesten’ onder invloed van Europese cultuur-apostelen, verboden werden. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de kauna of kawina. De ‘kawina-band’ luistert in de stad Paramaribo gewoonlijk feesten en partijen op. Deze feesten moesten, tot voor betrekkelijk kort, gegeven worden op achteraf gelegen erfjes, om niet al te zeer door contrôlerende politiebeambten gehoord te worden. Meer en meer echter is de ‘kawina-band’ in de laatste tien jaren op de voorgrond getreden, zodat op Koninginnedag, die nog altijd rond 31 augustus gevierd wordt, kawinamuziek overal hoorbaar is. De teksten die op de melodieën gezongen worden, dragen, in tegenstelling tot het merendeel van de papiamentse teksten op de melodieën van de Benedenwindse eilanden, vaak een onbegrijpelijk karakter. Soms bezingt men een modern geval van een arme werkman die een baantje bij de ‘bauxiet’ heeft. Maar ook hoort men in deze liederen woorden, die moeilijk zijn terug te vinden. Namen van goden en godinnen, wier betekenis vergeten is, duiken plotseling op. Wonderlijke sagen, zoals in het lied van de zanger die in het bos een man met zeven baarden ontmoet, stellen de toehoorder voor een raadsel. Ba Anansi, de spin, die in vele Westindische verhalen, evenals in Afrika, een overheersende rol speelt, keert uiteraard ook in deze liederen terug. Prof. van Lier meende in één dezer teksten gebeurtenissen uit het verleden te beluisteren. Men vertelde, dat men ‘negers van mina’ was. Het woord mina zou verwijzen naar Elmira, het grote slavenstation aan de kust van Afrika. | |
[pagina 262]
| |
Op de vraag welke instrumenten in Suriname gebruikt worden, geeft de Westindische encyclopaedie (uitgegeven in 1914-1917 door Martinus Nijhoff en N.J. Brill) uitvoerig en juist antwoord. Dezelfde encyclopaedie zwijgt echter over de Antilliaanse muziek en de op de Antillen gebruikte instrumenten. Voorts hebben oudere Nederlandse en moderne Amerikaanse onderzoekers zich direct of zijdelings met de Surinaamse muziek beziggehouden. Inventarisatie echter had tot nog toe niet plaats. Op de Benedenwinden had deze ten dele wel plaats, door een gelukkige ontwikkeling die zich na de oorlog voltrok. Dank zij het initiatief van enkele mensen op Curaçao en Aruba, die hun poging ook commercieel, beloond zagen, begon men de Antilliaanse muziek op platen vast te leggen. Deze opnamen zijn grotendeels verhard en in de handel gebracht. Een volledige discotheek van Curaçaose muziek zal echter vermoedelijk niet bestaan. Reeds thans mag worden aangenomen, dat veel voor nader wetenschappelijk onderzoek verloren is gegaan. In Suriname heeft men een enkele keer incidenteel muziek op band of plaat vastgelegd. Maar ook hiervan ging veel verloren. Hoewel het een houdbare stelling is, dat de melodieën-schat der Antillen evenmin als die van Suriname uitmunt door bijzondere rijkdom, menen we, dat het van belang zou zijn, indien, van welke zijde dan ook, een équipe zou worden uitgezonden om de meest kenmerkende melodieën in Suriname en op de Antillen op de band vast te leggen. Daardoor zou een materiaal verzameld kunnen worden, dat voor musicologen, sociologen, volkenkundigen, Afrikanisten en taalkundigen waarde zou kunnen hebben en dat ons enigermate inzicht zou verlenen in het volksleven zoals dat in Suriname en op de Antillen bestaat. Daarnaast zou de aanleg van een discotheek met opnamen van Surinaamse en Antilliaanse volksmuziek - als studiemateriaal zoveel waardevoller dan notities - belangrijk zijn, omdat deze volksmuziek in beide landen bedreigd wordt. De Antillen, althans de eilanden Curaçao en Aruba, zijn reeds lang in het wereldverkeer opgenomen. Sedert de vestiging van reusachtige olie-raffinaderijen op de eilanden Curaçao en Aruba is van isolement geen sprake meer. Evenmin is op de Antillen sprake van armoede, noodzakelijke voorwaarde om actieve volksmuziek in stand te houden. Dat desondanks beide eilanden nog steeds traditionele muziek kennen - hoezeer dan ook van Europese afstamming - bewijst slechts de bijzondere karaktervastheid van de Antillianen. De aanslagen op de volksmuziek zijn echter, ondanks het feit dat de vroegere verbodsbepalingen | |
[pagina 263]
| |
nauwelijks meer erkend worden, door de populariteit van radio en gramofoon, in hoge mate toegenomen. Suriname, hoewel nog sterk geïsoleerd, wordt langzaam aan iets meer in het wereldverkeer opgenomen. Ook hier staat de volksmuziek bloot aan aanslagen van de zijde der bekende massamedia, hoewel de armoede der bevolking vooralsnog voldoende waarborg biedt tegen al te snelle overrompeling. Nog sloeg Suriname op het muziekfestival dat enige jaren geleden op Portorico werd gehouden, in competitie met groepen uit allerlei andere Westindische landen een opmerkelijk goed figuur. Het gevaar in Suriname dreigt niet alleen van de zijde der bekende massamedia maar tevens zou de nog intens levende volksmuziek verdorren, indien een Europees georiënteerde intelligentsia zou verzuimen tijdig in te zien, welke eigen waarden aan zuivere volkscultuur men nog bezit! |
|