| |
| |
| |
Martha de Castro
Aantekeningen betreffende de huidige Latijns-Amerikaanse schilderkunst
De beweging in de huidige schilderkunst van Zuid- en Midden-Amerika is tot een grote ontwikkeling gekomen, welke parallel loopt met die van de bouwkunst en de beeldhouwkunst, doch door de grotere vruchtbaarheid der schilders rijker en gevarieerder van productie is.
De inheemse cultuur, welke voor sommige van deze landen een levende kracht is, heeft haar spoor getrokken in de min of meer illustratieve en folkloristische schilderkunst die op traditionele inlandse motieven is geinspireerd. Doch via Mexico en de moderne beweging van de ‘Ecole de Paris’ heeft dit aspect geleid tot een kunst die wortelt in het sociale. José Vasconcelos heeft haar geclassificeerd als het ‘Indo-Amerikanisme’; wat de schilderkunst betreft is haar specifiek karakter bestudeerd door Felipe Cossío del Pomar, criticus en professor in de kunstgeschiedenis, Peruaan van nationaliteit, die thans als balling in Mexico vertoeft. Haar richting is die van de nieuwe zakelijkheid of het nieuwe realisme, expressionistisch van uitgangspunt, gevormd met de plastische eenvoud van het synthetisme van Gauguin en de schematische bouw der ‘plastische waarden’. Haar thema is het physieke milieu, de inheemse motieven, de invloed der pre-columbische culturen, sommige diep verankerd en gekenmerkt door een sterk gevoel voor plastiek en kleur. Deze richting is ‘het sociale activisme’ genoemd; haar oorsprong ligt in Mexico, waar de kunst zich vernieuwde onder invloed van een diepgaande sociale revolutie welke het feodale regime totaal veranderde.
Maar de landen van Zuid- en Midden-Amerika, hoe zeer ook geschokt door politieke twisten en dictaturen, hebben niet de verstrekkende sociale revolutie van Mexico ondergaan, welke aan de Mexicaanse schilderkunst zoveel reliëf heeft gegeven. Wat in die landen is gebeurd heeft niet de levenskracht van de Mexicaanse revolutie. Toch heeft haar invloed, zich
| |
| |
in vele van hen doen gelden, en tegenwoordig kunnen wij dan ook spreken van een inheemse Latijns-Amerikaanse kunst van grote oorspronkelijkheid en deze beschouwen als een krachtige stroming binnen de veelvuldige richtingen van het expressionisme. Die kunst is, nog afgezien van Mexico, in vele bizondere gevallen voortgekomen uit het zuiver folkloristische en illustratieve, om tenslotte de kracht en het karakter te krijgen van een moderne en echt nationale beweging.
In de Amerikaanse landen, waar de inheemse cultuur niet levenskrachtig is geweest of spoedig is verdwenen ten gevolge van de Europese infiltratie, heeft de inheemse beweging niet bestaan of heeft zij geen blijvende sporen achtergelaten, b.v. in Argentinië, Chile, Uruguay, Venezuela etc. De Europeïserende cultuur dezer landen bracht hen er toe nauwe betrekkingen met Frankrijk te onderhouden; in hun productie vindt men de meest geprononceerde ‘ismen’ van de ‘Ecole de Paris’: het impressionisme, het kubisme en het abstractionisme.
Met onze korte schets pretenderen wij niet, een grondige studie te leveren van de huidige schilderkunst in Latijns-Amerika. Wij willen enkel de belangstelling wekken van de Europeaan voor landen, die vroeger als verre landen werden beschouwd, doch ten opzichte waarvan geen afstanden meer bestaan; wij willen aantonen, dat Amerika in de wereld der moderne kunst niet slaapt en met het Indo-Amerikanisme zijn nationale en oorspronkelijke bijdrage heeft geleverd.
De onrust en voortdurende activiteit, welke de zeer jonge kunstenaars karakteriseert, wier persoonlijkheid zich pas begint af te tekenen, maakt het op zich zelf onmogelijk, hen in onze schets op te nemen. Daarvoor zou een diepgaander en aandachtiger studie noodzakelijk zijn. Wij zullen derhalve slechts melding maken van die kunstenaars, wier productie bekender is, en wier werken getoond zijn op de grote ‘biennales’ of hun vaste plaats hebben gevonden in het Museum of Modern Art te New York, als onderdeel van de Latijns-Amerikaanse collectie van dat museum. In gelijke zin kunnen wij zeggen, dat wij slechts de Latijns-Amerikaanse landen hebben genoemd, die op een reeds erkende prestatie kunnen bogen.
Gedurende de laatste tien jaren, tot op heden, is de kennis en de aanvaarding der Latijns-Amerikaanse schilderkunst in de Verenigde Staten buitengewoon gegroeid. Voor een groot deel is dat te danken aan het werk van de Cubaan José Gómez Sicre in de Pan-Amerikaanse Unie van Washington.
| |
| |
| |
Het Zuid-Amerikaanse gebied
De westelijke kusten van Zuid-Amerika, bespoeld door de Stille Oceaan, zijn, met Chile als vrijwel enige uitzondering, de zetel geweest van grote inheemse culturen, ingesloten in het bergland van de Andes. Vandaar dat deze landen voor de picturale productie der Indo-Amerikaanse kunst de beste voedingsbodem zijn.
| |
Colombië
De moderne schilderkunst is in deze republiek opgekomen onder invloed van de nationalistische beweging van 1910, die ‘het Centenarianisme’ heet. De traditie der inheemse Chibcha-cultuur heeft in de kunst van Colombië geen diepe sporen achtergelaten: vele jaren bleef de Spaanse invloed overheersen via de Academie van San Fernando in Madrid, en met name de invloed van de Spaanse meesters Sorolla en Zuloaga.
De figuur die in de moderne beweging in de schilderkunst het scherpst uitkomt, is Luis Alberto Acuña. Hij werd in 1904 geboren en is ook als beeldhouwer bekend. Zijn inheemse thema's zijn de reden waarom velen hem beschouwen als een ‘indigenistisch’ schilder van krachtige plastische accenten. Ook Marco Ospina, professor, schrijver en schilder, is een vertegenwoordiger van de moderne Colombiaanse schilderkunst. Hij heeft alle ‘ismes’ beoefend, van het expressionisme tot de abstracte kunst. Tot de jongsten behoort Alejandro Obregón, geboren in Spanje in 1921. Zijn werk ging uit van het kubisme en ontwikkelde zich steeds meer naar het abstracte. Ignacio Gómez Jaramillo schilderde fresco's; Gonzalo Ariza, in 1912 geboren, studeerde in Japan bij Foujita en anderen, en in zijn werk is dan ook een zekere Japanse invloed merkbaar. Erwin Kraus, geboren in 1911, is een schilder van krachtige landschappen; Lola Fernández is constructivist en Alfonso Ramirez Fajardo, geboren in 1922, maakt landschappen met inheemse motieven.
| |
Ecuador
De sterke inheemse tradities van dit land hebben hun stempel gedrukt op zijn moderne schilders. De bekendste is Eduardo Kingman, geboren in 1911, die behalve schilder ook graficus is. De schrijver Mariátegui had invloed op hem; zijn werk toont overeenkomst met dat van Diego Rivera in het sterke gevoel voor plastiek in zijn inheemse thema's. Oswalda Guayasamín, geboren in 1918, is misschien de begaafdste. Hij onderging de invloed van de Mexicaan Orozco en is bekend door zijn Indiaanse motieven, uitgewerkt in dramatische, briljante kleuren. Camilo Egas, bij
| |
| |
wie de invloed van de Peruaan Sabogal en de Mexicaan Orozco merkbaar is, maakte fresco's voor de New York School of Social Research. In schitterende, decoratieve doch ook dramatische muurschilderingen stiliseert Egas de arbeid en de feesten der Zuid-Amerikaanse Indio's. Ook Diógenes Paredes, geboren in 1910, vindt zijn inspiratie in het inheemse. Víctor Mideros heeft een geheel eigen persoonlijkheid.
| |
Perú
In Perú, waar evenzeer een sterke inheemse traditie bestaat - een hoog percentage der bevolking is van gemengd ras - heeft zich de laatste jaren een krachtige inheemse beweging ontwikkeld, wier woordvoerder de schrijver José Carlos Mariátegui is. Onder de schilders is van deze beweging José Sabogal, geboren in 1888, de meest representatieve figuur. Zijn persoonlijkheid, diep bewonderd en fel bestreden, vormt zonder twijfel de spil van de Peruaanse kunstontwikkeling. Zijn productie, geinspireerd op de Mexicaanse schilderkunst, die hij ter plaatste heeft bestudeerd, mist zeer zeker de kracht en de genialiteit daarvan, maar het lijdt geen twijfel, dat hij het was, die brak met de heersende Europese traditie. Men heeft desondanks gezegd, dat het Peruaanse ‘indigenisme’ meer thuishoort in het folkloristische en volksgebruiken verbeeldende vlak dan in het specifiek esthetische. Sabogal was de leerling van een andere grote Peruaanse schilder van academische traditie, Daniel Hernández, eerste directeur van de Nationale School voor Schone Kunsten, die in 1919 werd gesticht. Zoals de Mexicanen heeft hij muurschilderingen gemaakt; onder zijn werk bevinden zich ook pastels van een briljante kleur. Zijn gevoel voor tekening heeft hem tenslotte tot grote vereenvoudigingen gebracht die tot strenge stileringen leidden.
Onder de leerlingen van Sabogal heeft zich Julia Codesido onderscheiden. Zij is geboren in 1892 en is misschien de belangwekkendste figuur van de groep, krachtiger dan haar leermeester. In haar werk vindt men de invloed van Alfaro Siqueiros. Ondanks de rauwheid van haar palet en haar onvolmaakte compositie, bezit haar stijl van krachtige synthese en expressieve deformaties grote dramatische en decoratieve kwaliteiten.
Andere leerlingen van Sabogal zijn: Camilo Blas, geboren in 1903, met populaire thema's die op de grens van het caricaturale liggen; het kleurengamma is weliswaar opvallend, maar mist wezenlijke plastische waarde; Enrique Camino Brent, geboren in 1909, gekenmerkt door zijn van licht doortrokken en decoratief coloriet, maar zonder veel artistieke inhoud;
| |
| |
Teresa Carvallo, geboren in 1903, die een zekere neiging toont tot sociale ontroering en surrealistische lyriek.
In Perú bestaat voorts een groep van onafhankelijke schilders die, zonder volgelingen van Sabogal te zijn, een nationalistisch karakter hebben. Zij onderscheiden zich door een grotere technische kennis en een ruimere vrijheid van thema. De bekendste vertegenwoordiger Jorge Vinatea Reinoso (1900-1931), is te vroeg gestorven. Deze leerling van Daniel Hernández is de schilder van boten op het Titicaca-meer, gedrenkt in een gouden licht. Als weinigen integreerde hij de mens in het landschap en wist hij door te dringen tot de picturale betekenis van het schilderachtige. Altijd realist is hij in zijn coloriet van een blijde, decoratieve en muzikale rijkdom. Tot deze groep behoren verder Alejandro González, ‘Apurímak’, geboren in 1900, bij wie men de moderne ‘ismen’ waarneemt - futurisme, kubisme en surrealisme - uitgedrukt in nationale thema's met een rijke kleur en stilering; Juan Manuel Ugarte, geboren in 1911, vertegenwoordiger van de moderne tendenties in een persoonlijke stijl, die als frescoschilder onlangs de Sala de Conferencias, vroeger de oude kerk van Santo Tomás, heeft gedecoreerd; Sérvulo Gutiérrez, geboren in 1914, die een eerste periode, dramatisch en smartelijk, van Mexicaanse invloed doormaakte, al schoot zijn techniek tekort; in zijn tweede etappe, waarin hij via de Argentijn Pettoruti de invloed van Picasso verwerkte, bereikte zijn techniek een veel grotere hoogte. De laatste van de te bespreken kunstenaars, die het ‘indigenisme’ aanhangen - dus de kunst die zich inspireert op het inheems Zuid-Amerikaanse - is Mario Urteaga, geboren in 1875. Voor velen is hij meer dan een ‘indigenist’, een onafhankelijke, een vertegenwoordiger van de primitieve schilderkunst van het volk, een autodidact in de trant van Rousseau le Douanier; zijn werken hebben de
schilderachtige bekoring van de prentbriefkaart.
Naast de onafhankelijke indigenisten bestaat in Perú een andere groep schilders, die zich zowel van het academische als van de strikte canon van het indigenisme afzijdig houden en thuis zijn in de moderne richtingen zonder abstract te worden. Meer dan het thema, waaraan de indigenisten zeer zijn onderworpen, interesseert deze schilders de zuiver esthetische kwaliteit van hun werk. Onder hen vindt men Carlos Quízpez Asín, geboren in 1900, maker van muurschilderingen op inheemse thema's, professor, en een van de opmerkelijkste figuren der hedendaagse schilderkunst; Ricardo Grau, in 1907 in Bordeaux geboren uit Peruaanse ouders, die studeerde bij André Lhote, Othon Friesz en Fernand Léger. Hij was de eerste die in Zuid-Amerika de moderne Franse school vertegenwoordigde.
| |
| |
| |
Bolivië
Misschien is Bolivië een der Zuid-Amerikaanse landen, waarin het indigenisme zijn diepste wortels heeft, waarin ook nu nog de Indiaanse bevolking het talrijkste is. De invloed van de pre-Inca-culturen in het hoogland, in het bijzonder de Tiahuanaca-cultuur, en die der Inca-cultuur zelf, hebben diepe sporen nagelaten; zowel in zijn schilder- als in zijn beeldhouwkunst kan men een Indo-Amerikanisme van grote kracht waarnemen.
De representatiefste figuur, die in zijn land wordt beschouwd als de leider der inheemse beweging, is Cecilio Guzmán de Rojas, geboren in 1900, die directeur is geweest van de Academie van Schone Kunsten in Bogotá. Hij heeft de invloed ondergaan van de Mexicanen Orozco en Rivera, maar zich niet zoals dezen geïnteresseerd voor de plastische problemen der uitbeelding van ‘Indio's’ in hun maatschappij, maar voor het decoratieve effect van lijnen en volumina.
De andere, tegenwoordig algemeen bekende figuur is Roberto Berdecio. Hij werd geboren in 1910 en heeft lange tijd in de Verenigde Staten gewoond. In 1934 onderging hij de directie invloed van de Mexicaan Alfaro Siqueiros, wat betreft de wandschilderkunst die gebruikt maakt van de duco-spuit-techniek. Berdecio is niet een typisch inheems schilder, hij heeft immers vooral naam gemaakt met abstracte thema's van driedimensionale projectie, waarvoor hij gebruik maakte van de spuittechniek.
De laatste die wij willen noemen is Antonio Sotomayor, geboren in 1904, die vooral in de caricatuur zich door een groot meesterschap heeft onderscheiden.
| |
Chile
Tot de hedendaagse kunst draagt Chile in generlei vorm iets inheems bij, zelfs niets van de Araucaanse cultuur van zijn eerste bewoners. De Spaanse traditie, en de Franse der laatste dertig jaar, is het kenmerk der hedendaagse beeldende kunst van Chile. De stichting van de faculteit der schone kunsten aan de Universiteit, en de opening van jaarlijkse officiële salons heeft de ontwikkeling der kunsten in dit land zeer bevorderd,
De eerste impuls ging uit van de groep ‘Montparnasse’ in 1922. Haar woordvoerder was de dichter Vicente Huidobró, een groot bewonderaar van Apollinaire. Zijn spreekbuis was de ‘Kunstkroniek’, die in 1934 begon te verschijnen. In 1928 gaat een groep van dertig Chileense beeldende kunstenaars naar Parijs en komt in contact met de post-impressionistische kunst. De fresco-decoratie van de school van Chillan, in 1941 door
| |
| |
de Mexicanen David Alfaro Siqueiros en Xavier Guerrero voltooid, heeft invloed gehad op Camilo Mori, Laureano Guevara, Gregorio de la Fuente en José Venturelli.
Een eigen karakter hebben: Israel Rosa, geboren in 1909, een van de besten; men heeft in hem affiniteiten gesignaleerd met het werk van Lovis Corinth en van Raoul Dufy; Luis Herrera Guevara, geboren in 1891, advocaat en schilder, zoals de Uruguayaan Figari; in zijn landschappen vindt men herinneringen aan Utrillo en Vuillard; en de goed bekende Roberto Matta Echaurren, geboren in 1911, architect en in Parijs een der mannen van de surrealistische beweging. Men heeft bij hem, in zijn uitbeelding van de verhouding tijd en ruimte, de invloed van Kandinsky aangetoond.
Men moet nog dan noemen: Armando Lira, geboren in 1885, op wie Cézanne van invloed is geweest; Carlos Ossandón en Sergio Sotomayor, Julio Ortiz de Zárate, de kubist Carlos Isamitt, geboren in 1877, en Anita Cortés, geboren in 1906, die aan Marie Laurencin herinnert.
| |
Argentinië
Zoals in Chile, Uruguay en Venezuela, bestaat er in Argentinië geen inheemse traditie. Zijn kunst is dus in wezen Europees, Italiaans of Frans. De Argentijnse kunst bleef conservatief, tot zij de degen kruiste met het impressionisme, het kubisme en het surrealisme.
In zijn afleidingen is het impressionisme beoefend door Pío Collivadino, geboren in 1869, Cesáreo Bernaldo de Quirós, geboren in 1881, en Benito Quinquela Martín, geboren in 1890.
Maar de werkelijke voorloper van de moderne beweging is Alfredo Guido geweest. Hij werd geboren in 1892, was een leerling van Collivadino en onderging beslissend de invloed van André Lhote en zijn Parijse nationaal-kubistische academie: een invloed welke in die tijd direct inwerkte op alle Argentijnse schilders.
Buenos Aires en zijn hoofdader, de Calle Florida, zijn de laatste jaren het centrum der tentoonstellingen van moderne beeldende kunst. Deze tentoonstellingen leiden tot critische commentaren en oordelen in luxueuze publicaties en catalogi op naam van de bekendste historici en kunstcritici, José León Pagano, Julio Payró en Jorge Romero Brest.
De schilder, die in zijn land en in het buitenland het meest een eigen naam heeft gemaakt, is Emilio Pettoruti, geboren in 1895 en van Italiaanse oorsprong. Hij heeft tentoonstellingen gehad in Europa, en men meent in hem de invloed te zien van het Italiaanse futurisme en van het synthetische kubisme van Picasso, Braque en Gris. Desondanks was hij sinds zijn
| |
| |
twintigste jaar een echte kubist, in wiens werk men helder de nationale factoren herkent, zózeer, dat men hem tegenwoordig beschouwt als een der grootste Zuid-Amerikaanse schilders.
Naast Pettoruti kan Argentinië bogen op een selecte schildersgroep: Alfredo Guttero (1882-1932), een man van groot decoratief gevoel in zijn Byzantijns-Italiaans bepaalde, als beelden geziene gestalten; Aquiles Badi, geboren in 1894, in wiens landschappen men het krachtige contrast tussen licht en schaduw opmerkt; Lino Eneas Spilimbergo, geboren in 1896, een groot tekenaar en erfgenaam van de Renaissance. En als laatsten Jorge Larco, geboren in 1897, Héctor Basaldúa geboren in 1895, en Raúl Soldi, geboren in 1903, prachtige coloristen; Emilio Centurión, geboren in 1894, portrettist en groot tekenaar, enz. enz.
De dames zijn in de hedendaagse Argentijnse schilderkunst niet achtergebleven. Vooral twee hebben naam gemaakt: Raquel Forner, geboren in 1902, echtgenote van de eveneens bekende beeldhouwer Bigatti en misschien de enige surrealistische schilderes van haar land, in wier werk men een duisterheid van psychologische oorsprong waarneemt; en Norah Borges, geheel anders dan Forner, fijn, geestig en zoals bijna alle moderne Argentijnse schilders beïnvloed door André Lhote en Othon Friesz.
| |
Uruguay
De schilderkunst van Uruguay heeft twee zeer belangrijke figuren gehad - nu helaas vrijwel vergeten - bij wie men eveneens sporen aantreft van het indigenisme.
Pedro Figari (1861-1938) is een der representatiefste persoonlijkheden geweest van de Zuid-Amerikaanse schilderkunst. Hij was een advocaat van naam, die op 50-jarige leeftijd begon te schilderen. Vertegenwoordiger van het folkloristische wat zijn thema's betreft - het leven van gaucho's en negers - en impressionist van techniek, herinnert Figari aan Bonnard en Vuillard door zijn expressieve peinture, die rijk van toon en briljant van coloriet is. Joaquín Torres García, eveneens een zeer belangrijke figuur, was schilder en beeldhouwer; in zijn land was hij de gangmaker der constructivistische en abstracte beweging. In zijn werk ziet men de invloed van Paul Klee en Piet Mondriaan, naast de abstracte kentekenen van de pre-columbische kunst van Tiahuanacu. Torres García is de schepper geweest van de ‘nieuwe kunst van Uruguay’, die door zijn leerlingen in het tijdschrift ‘Removedor’ werd verspreid.
| |
| |
| |
Brazilië
De moderne beweging in Brazilië begint pas omstreeks 1922. Zij ging uit van de rijke, welvarende stad São Paulo, het centrum van de Brazililiaanse koffiecultuur. De architectuur was er sinds geruime tijd tot grote ontwikkeling gekomen, doch de beeldende kunsten bleven tot het genoemde jaar nauw verbonden met de Academie. Doch in 1922 werd in São Paulo een Week der Moderne Kunst georganiseerd, die schilderkunst, muziek, danskunst, folklore en litteratuur omvatte. De belangrijkste figuren van deze manifestatie waren de schrijver Mario de Andrade en de musicus Héctor Villalobos. De verheerlijking van het nationale element, vertegenwoordigd door de neger, verwekte in het land een culturele en sociale revolutie.
Sinds 1922 heeft de moderne schilderkunst van Brazilië zich gemanifesteerd in twee scholen: die van Río de Janeiro, met Portinari, zijn medestanders en enkele onafhankelijken, en die van São Paulo, met meer individualistische kunstenaars.
De belangrijkste figuur der huidige Braziliaanse kunstenaars, in de Verenigde Staten goed bekend, is Cándido Portinari, geboren in 1905. Zijn volkse kunst is van stijl en techniek expressionistisch, waarbij die techniek zich onderscheidt door haar dramatische contrasten van waarden en kleuren. Zijn motieven zijn ontleend aan het folkloristische leven van zijn land, zoals zich dat openbaart in zijn feesten, industrie etc. Bij deze schilder vindt men zowel de invloed van de ‘Ecole de Paris’, als de persoonlijke van de Japanse schilder Foujita. Wereldberoemd zijn de wandschilderingen van Portinari in het Ministerie van Onderwijs en Openbare Gezondheid in Río de Janeiro, voorts die op de wereldtentoonstelling van 1939 te New York, die van de ‘Hispanic Foundation’ in de Bibliotheek van het Congres te Washington (1941) en die in de ‘Radio Tupi’ te São Paulo.
Onder de kunstenaars der jongste generatie, die de invloed van Portinari ondergingen, bevinden zich Roberto Burle-Marx, geboren in 1907, tuinarchitect en vervaardiger van een zeer Franse, decoratieve schilderkunst, Percy Deane, geboren in 1921, auteur van een paneel in het Casino van Pampulha; Tomás Santa Rosa, geboren in 1909, illustrator, schilder, toneeldecorateur en kunstcriticus heeft eveneens wandschilderingen gemaakt in het Casino van Pampulha en in het Casino van Quitandinha.
Tot de eersten, die zich tegen het academische verzetten, behoren de Rus Lasar-Segall, geboren in 1890, die als emigrant uit Europa naar Brazilië kwam en het nieuwste post-impressionisme naar São Paulo meebracht;
| |
| |
de invloed daarvan blijkt sterk in zijn neger-motieven en zijn grijs palet; Emiliano di Cavalcanti, geboren in 1897, eveneens met neger-motieven, en tenslotte Flavio de Carvalho, die in São Paulo de eerste groep van onafhankelijke kunstenaars organiseerde. Zijn kunst wordt gekenmerkt door stillevens en abstracte portretten, in een techniek van dikke verflagen. Ook Tarsila do Amaral behoort tot de eerste rebellen tegen de Academie; hij bestudeerde het kubisme in Europa bij Lhote, Léger en Gleizes en heeft zowel in deze stijl als in die der primitivisten schilderijen gemaakt.
De primitivistische beweging is in Brazilië vertegenwoordigd door Alberto da Veiga Guignard, geboren in 1895; Cicero Dias, geboren in 1907 en Héctor Dos Prazeres, geboren in 1908, die als folkloristisch musicus begon en daarna de primitivistische schilder van het eenvoudige leven werd; tenslotte José B. Cardoso Junior, geboren in 1861, die onder invloed van Portinari op 71-jarige leeftijd begon te schilderen.
| |
Venezuela
De moderne schilderkunst begint in dit land met een zeer belangrijke groep kunstenaars van Europese vorming en romantische affiniteit: Martín Tovar, Cristóbal Rojas, Arturo Michelena en Emilio Boggio. De opening van het nieuwe gebouw van het Museum der Schone Kunsten in Carácas in 1938 verwekte een nieuwe scheppingsdrang, die definitief brak met het traditionalisme en de weg insloeg van de nieuwe richtingen in de schilderkunst. Opmerkelijk is, dat de Venezolaanse moderne schilderkunst niet mank gaat aan de in de Latijns-Amerikaanse republieken zo gebruikelijke karaktertrekken van een ‘inheemsheid’, die niet altijd het product is van nationale factoren, doch van invloeden van buiten en modes van het ogenblik.
Een der meest representatieve figuren der hedendaagse Venezolaanse schilderkunst is Héctor Poleo, geboren in 1918, die met zijn grote beheersing van lijn en kleur tot het nieuwe realisme behoort; de inhoud van zijn werk is dikwijls surrealistisch. Bekend zijn voorts Alejandro Otero en Mateo Manaure.
| |
Gebied van Midden-Amerika en de Caraïbische zee
El Salvador
Melding moet worden gemaakt van de intense artistieke en culturele beweging in de hoofdstad San Salvador, in het bizonder van het werk der ‘Casa de la Cultura’, waar tentoonstellingen en lezingen worden gehouden. Men heeft er op gewezen, dat tengevolge van de schraalheid der
| |
| |
inheemse culturele traditie en van de sterke europeïsering in de kunst van El Salvador geen werkelijke indigenistische school bestaat. Toch hebben twee van haar bekendste kunstenaars zich in deze vorm uitgedrukt, misschien onder invloed van Mexico.
Het zijn Salvador Salazar Arrué (bekend als Salarrué) en José Mejía Vides. De eerste, die in de Verenigde Staten woont, is tevens een bekend schrijver. Hij maakt landschappen waaruit een sterk gevoel voor plastiek blijkt. De tweede heeft de Indianen en mestiezen van zijn land geschilderd in een synthetische stijl, die aan Gauguin herinnert. Voorts moet genoemd worden Luis Alfredo Cáceres, professor aan de school voor Grafische Kunsten en promotor van een groep jonge schilders.
| |
Guatemala
De inheemse traditie, die wortelt in de Maya-cultuur, heeft in dit land een zo grote invloed gehad, dat er een krachtige artistieke beweging bestaat van een sterk beeldend karakter, met talrijke grote figuren, verschillend in esthetische houding, maar met een grote nationale en internationale naam. De bekendste en briljantste is Carlos Mérida, geboren in 1893, die sinds jaren in de stad Mexico woont, zelfs beschouwd wordt als een Mexicaans kunstenaar en er onder meer wandschilderingen heeft gemaakt in de Kinderbibliotheek en het Ministerie van Onderwijs. Zoals alle indigenisten heeft hij folkloristische aquarellen gemaakt van dansen en regionale klederdrachten uit Guatemala en Mexico. Maar Mérida is verder gegaan dan de anderen; van het zuiver illustratieve en folkloristische thema is hij overgegaan naar abstracte vormen vol kleur en tropisch licht, waarin men soms vormen waarneemt die van Maya- oorsprong zijn. Zijn verblijf in Mexico heeft tengevolge gehad, dat juist in Guatemala zijn invloed niet groot is.
Andere bekende figuren zijn Humberto Garavito, geboren in 1897, locale croniqueur van de dorpjes, zo vol typische dingen en kleur, in de omstreken van het Atitlán-meer: Chichicastenango, Palopó enz.; Alfredo Gálvez Suárez, geboren in 1899, onlangs overleden, auteur van wandschilderingen in het ‘Palacio Nacional’ van Guatemala, tevens illustrator met inheemse motieven; Miguel Alzamora, geboren in 1922, kort geleden gestorven, ook beeldhouwer en een der belangwekkendste kunstenaars van zijn land, expressionist tot het abstracte toe, zonder belangstelling voor het anecdotische; en Antonio Tejeda Fonseca, geboren in 1908, de jongste van deze groep. Hij heeft vele belangrijke functies vervuld, was directeur van de ‘Academia de Pintura’ en van het Archeologische en Ethnologische
| |
| |
Museum, is een der voorgangers der artistieke beweging en een groot expressionistisch schilder.
Naast dezen komt een jonge groep op, krachtig van uitdrukking, die reeds enige naam heeft gemaakt.
| |
Haití
In mei 1944 werd in Port-au-Prince de ‘Centre d'Art’ opgericht onder de geestdriftige leiding van De Witt Peters. Op dat ogenblik werd in Haití de moderne schilderkunst geboren; zij wordt vooral beoefend door inlandse schilders van een primitieve expressie, die een talrijke groep vormen. Zij kenmerken zich door een rijke schildering met stralende, van licht doortrokken kleuren, waarin de zinnelijkheid van de mens uit de tropen tot uiting komt en die de argeloosheid en naieve bekoring toont van een spontane, autodidactische kunst. Haar voornaamste vertegenwoordigers zijn Gabriel Alix, Philomé Obin, tegenwoordig beschouwd als een der grootste primitivisten der hedendaagse schilderkunst, René Vincent, geboren in 1911, Enguérrand Gourgue, geboren in 1930, met werken in het Museum of Modern Art in New York, alsmede de surrealist Wilson Bigaud, geboren in 1931. Voorts moeten worden genoemd: Rigaud Benoit, wiens delicate schilderijen een vreemde Perzische sfeer hebben; Louverture Poisson, Héctor Hyppolite, te jong in 1948 gestorven: hij was ‘vodú’-priester geweest en begon voor zijn genoegen zo nu en dan te schilderen, tot hij door het ‘Centre d'Art’ werd ontdekt; Castera Bazille, Prophète (of Préfète) Duffaut, Wilmino Domond, Senèque Obin, Luce Turnier, Antonio Josèphe, Lazare en Remponeau.
De Kathedraal der H. Triniteit in Port-au-Prince is versierd met muurschilderingen, gemaakt onder leiding van het Centre d'Art en vooral van De Witt Peters in de jaren 1950 en 1951. De schilders waren Philomé Obin, Castera Bazille, Rigaud Benoit, Wilson Bigaud, Préfète Duffaut en anderen, allen vertegenwoordigers van de primitivistische school.
| |
Cuba
De moderne Cubaanse schilderkunst is van grote kwaliteit en telt vele representatieve figuren. Het artistieke klimaat werd bevorderd door de oprichting van het Nationale Instituut voor Beeldende Kunsten en de Vrije Studio voor Schilders - beide van korte levensduur - de samenwerking van schilders en kunstcritici sinds 1937 in de tijdschriften ‘Nadie lo parecía’ (‘niemand had het gedacht’) en ‘Espuela de Plata’ (‘Zilveren Spoor’), en de reeks tentoonstellingen van moderne kunst, waaraan
| |
| |
de damesclub ‘Lyceum’ een groot aandeel heeft gehad, als ook de cyclus van tentoonstellingen en kunstlezingen, in 1940 gehouden in de universiteit van La Habana.
De Cubaanse schilderkunst heeft zich van het academische losgemaakt in de jaren 1924-1926, toen voor het eerst de echo van de ‘Ecole de Paris’ op Cuba werd gehoord. Later volgde een diepe Mexicaanse invloed, vooral na 1930, toen enige van onze kunstenaars gelegenheid kregen, de Aztekische republiek te bezoeken. Die invloed heeft zich vooral gemanifesteerd in een Indo-Amerikaanse beweging ‘sui generis’, gekenmerkt door het folkloristische en landelijke thema en de invloed der tropen, in plaats van de inheemse factor, die op Cuba ontbreekt, waar de culturele traditie Spaans is; in de eerste tijden van de kolonisatie verdwenen de inheemse rassen en zij hebben in de culturele en artistieke ontwikkeling vrijwel geen sporen nagelaten.
Het realisme, van Spanje geërfd, had in deze zogenaamde Indo-Amerikaanse kunst in het begin zijn vertegenwoordiging; het werd uitgedrukt in het medium der nieuwe zakelijkheid. De voornaamste figuur van deze richting is de schilder Víctor Manuel (Victor Manuel García) geweest. De volgende generaties lieten al spoedig deze stijl langzamerhand varen en brengen thans een schilderkunst voort - reeds met belangstelling gevolgd door de wereldcritiek - van een sterk expressionistisch karakter, waarin de rijkdom der tropen aan licht en kleur wordt verheerlijkt, de barokke koloniale traditie en die der negers, sinds de dagen der slavernij onder de Spaanse overheesing op Cuba geïntroduceerd. Deze barok - meer van vorm en opvatting dan van voorstelling - handhaaft zich tot op deze dag bij vele schilders, die zich bij de internationale mode der abstracte kunst hebben aangesloten.
De belangrijkste schilders van moderne richting op Cuba zijn: Víctor Manuel, geboren in 1892; Eduardo Abela, geboren in 1892, een der begaafdsten, die de verschillende richtingen der Ecole de Paris heeft beoefend en tegenwoordig binnen het semi-abstracte over een zeer persoonlijke techniek beschikt; Fidelio Ponce de León, (1896-1949), een der markantste persoonlijkheden van heel de hedendaagse schilderkunst, met expressionistisch werk van diepe subjectiviteit, uitgedrukt met een blank palet, soms licht paarlemoerachtig, in dikke verflagen; Carlos Enríquez, geboren in 1901, zinnelijk en heftig in vorm en inhoud, met een rijke, doorschijnende kleur; Amelia Peláez, geboren in 1898, met een kubistische vormgeving, product van haar studiejaren in Parijs, een kubisme dat zij intussen plotseling opgaf om een der eerste abstracte Cubaanse kunstenaars te worden,
| |
| |
met een rijk, tropisch coloriet; Jorge Arche, geboren in 1905, die zich op de figuur en het portret toelegt en zich onderscheidt door een gevoel voor plastiek en structuur, dat ietwat statisch is.
Onder de vertegenwoordigers van het surrealisme bevinden zich Antonio Gattorno, geboren in 1904, een groot schilder en tekenaar, die zich in deze richting heeft uitgedrukt sinds zijn eerste periode, toen hij het Indo-Amerikanisme volgde; Wilfredo Lam, geboren in 1902, een der tegenwoordig buiten zijn land meest bekende schilders, in wiens werk men de mengeling waarneemt van zijn oosterse en Afrikaanse afstamming: hij schept een fantastische, onwerkelijke wereld van fetisjen en oerwoudinsecten; Luis Martínez Pedro, geboren in 1910, die begon met tekeningen van surrealistische inhoud en tegenwoordig een groot colorist is, die geboeid wordt door het ‘ñañiguismo’ (Midden-Amerikaanse negerkunst) en de abstractie; Daniel Serra Badué, geboren in 1915, in zijn werk vertegenwoordiger van het magische realisme, en tenslotte Carmelo González, geboren in 1920, een groot graficus, eveneens een beoefenaar van de surrealistische schilderkunst.
Onder hen die heden ten dage in volle kracht werkzaam zijn en zich onderscheiden door hun rijke, barokke kleur en hun beheersing van het vak, met grote neiging tot het abstracte, bevinden zich: Mariano (Mariano Rodríguez), geboren in 1921, René Portocarrero, geboren in 1912, Mario Carreño, geboren in 1913, Cundo Bermúdez, geboren in 1914, die nog aan de figuur vasthoudt, en Felipe Orlando, geboren in 1911.
Onder de jongsten, die reeds naam hebben gemaakt, vinden wij: Roberto Diago, te vroeg gestorven (1920-1955), Pedro Alvárez, José M. Mijares, Hugo Consuegra, Raúl Martínez, Jorge Camacho, Oswaldo, etc. etc.
Dit korte overzicht, niet volledig, immers de Amerikaanse kunst wordt dagelijks voor onze ogen gemaakt, toont aan, dat haar beeldende kunst reeds definitief is opgenomen in de algemene artistieke beweging en deze reeds heeft verrijkt met een nieuw ‘isme’: het Indo-Amerikanisme. |
|