De Gids. Jaargang 119(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] Jules Supervielle Montevideo Ik werd geboren; onverhoeds Ging door het raam een blanke koets. En de koetsier wekte den dag Met van zijn zweep een held'ren slag. Er dreven flarden nacht nog rond Op 't water van den ochtendstond. Muren ontwaakten, ook het zand Dat slaapt geperst in steenen wand. Iets van mijn ziel gleed ongewild Langs blauwe staaf den hemel in. Een ander iets bleef hupp'lend hier Gemengd in een snipper papier, En toen het stuitte op een steen, Hield het zijn gloed voor zich alleen. [pagina 173] [p. 173] De morgen tint'lend van geluk Bekeek zijn vogels stuk voor stuk, En de eucalyptus zond zijn geur In overmaat de wereld door. In Uruguay aan de oceaan Was de lucht zoo dartel en licht Dat heel de kleur'ge horizon Kwam nader om de stad te zien. Hier werd mijn ik geboren tot in 't hart der bosschen Waar 't hout langzaam zijn loten schiet; Tot onder zee waar 't wier zijn rok beweegt Opdat de wind gelooft dat hij in zee kan dalen. En de aarde wentelde, telkens dezelfde ronde, Om overal haar kinderen te ontmoeten, En rakend op de golf of boven 't stille water De zwemmers aan het hoofd, de duikers aan de voeten. (Vertaling H.W.J.M. Keuls) Vorige Volgende