De Gids. Jaargang 119(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] Cees Nooteboom Opdracht aan een regen Hemelse regen die rondgaat bloeiend als varens vanavond - regen van sterven die rondgaat sterf rùstig de dichters aan koude bestrijk ze met een langzaam doodgaan. Wie groeide mij, stervend, als een weldaad, een rietpluim en hunkerend weekdier, armlastig, altijd sinds wanneer? hetzelfde armzalig arsenaal van maan en mist? Sterf rustig mijn dichters vanavond onder een zo bedorven huid van woorden, sterf rustig mijn dichters vanavond dit winters doodgaan van vervallen zomers. O hemelse regen die rond gaat en wel doet bestrijk mij met mijn langzaam dood zijn. [pagina 201] [p. 201] Het roepen van de overkant Wij zijn overkanten getroffen door de ontoereikendheid van onze stem angstig opstijgend als verlate trekvogels angstig doodvallend voor het land van belofte - adagium: en het duurt niet lang of je kunt alleen nog maar met woorden spelen totdat je tong van eenzaamheid zwelt als een hart in je mond Het zal je eigen hart zijn dat je doodbijt [pagina 202] [p. 202] Des ondanks hoopvol Slechte regen staande als schutting rond je schouders - en met je mond vergroeiend het oudworden naderend langs een zichtbare weg - en DES ondanks aan het halsstarrige lichaam bloemen aan je vingers de hoop van ochtendmist. Plaatsbepaling Geen rivier stroomt er hier aan twee kanten bloemen dragend Omtrent zekerheid van water groeit nergens antwoord Want wie legt dorheid een hand op en welke voet zoekt een pad waar het donker stilstaat? Maar toch. Om alles wat nog niet is doodgegaan heeft de hoop zich wortel geslagen in wanhoop en toch een vermoeden van regen. Vorige Volgende