De Gids. Jaargang 119(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 183] [p. 183] Hanny Michaelis OVER DE bloedrode loper van mijn verlangen ben je gekomen. Langs de weg die onbegaanbaar leek, leid je mij naar de verborgen bron. Blind loop ik aan je hand, bevend van ongeduld en angst. Wanneer je me nú loslaat, zal ik struikelen. Dan zal de wind opstaan uit de woestijn. Als water zal zich het zand boven mij sluiten. LUISTEREND naar de muziek die wij vroeger samen hoorden, ruk ik aan mijn verdriet als een hond aan de ketting. Violen en fluiten weven een zilveren rag over de afgrond, totdat de stilte mij weer insluit. Onder haar matglazen stolp ontbrandt opnieuw het geluidloze gevecht tussen verwachting en wanhoop om het niemandsland van mijn bestaan. [pagina 184] [p. 184] NU HET JAAR zich vernauwt tot een trechter van koude en duisternis hadden wij iedere nacht moeten slapen in elkanders armen. Maar geen nacht brengt ons meer samen. Koud liggen wij in het donker. Buiten stapelen verdorde bladeren zich op tot metershoge versperringen. Wind en regen zeggen ons het einde aan. TELKENS wanneer je mij met je ogen aanraakt, word ik licht en doorzichtig als een regendruppel in de palm van je hand. Zie, levend water heb je mij gemaakt. Nog aarzelen je lippen, maar eens zul je mij drinken. Vorige Volgende