De Gids. Jaargang 119
(1956)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Kort commentaarVereenvoudiging door verdubbeling?De Woordenlijst voor de Nederlandse Taal schrijft voor een vierhoek met twee paar evenwijdige zijden de schrijfwijze parallellogram voor en voor een veelvlak dat door zes zulke vierhoeken begrensd wordt, parallellepipedum. Tot dusver heeft men zich in de wiskundige vaktaal steeds gericht naar de Griekse vormen παραλληλόγραμμ en παραλληλϵπίπϵδον
en dus op de gecursiveerde plaatsen slechts één l geschreven. Het is nooit gebleken, dat dit tot misverstanden of moeilijkheden aanleiding gaf. Men vraagt zich af, hoe de thans voorgeschreven verdubbeling met het streven naar vereenvoudiging van de spelling te rijmen valt. Voor het woord parallelogram is dat nog wel te begrijpen. In de paragraaf ‘Algemene beginselen voor de spelling der spraakklanken’ leest men sub 5): ... verdubbeling van een medeklinker tussen twee tot hetzelfde woord behorende medeklinkers betekent, van tegenwoordig standpunt bezien, dat de voorafgaande klinker gedekt is. De Commissie heeft deze regel kennelijk ook in omgekeerde volgorde toegepast (als een klinker gedekt is, moet de daarop volgende medeklinker verdubbeld worden) en zij heeft de schrijfwijze parallellogram vastgesteld om te voorkomen, dat men parallelogram zou zeggen. Dat niemand dat ooit gedaan heeft (men leert bastaardwoorden gewoonlijk mèt de uitspraak kennen) heeft haar niet gedeerd. Er bestaat een merkwaardige overeenstemming tussen dezen (onderstelden) gedachtengang en de argumenten waarmee men van oudsher vereenvoudigingsplannen bestreden heeft. Als men kachel schrijft, voerden de aanhangers van Siegenbeek tegen de Vries en te Winkel aan, gaan de mensen kachel zeggen; als men in plaats van negeeren negeren zet, werd tegen Kollewijn betoogd, bestaat er gevaar, dat men négeren leest. Het is alleen verwonderlijk, dat men dit argument nu aan de zijde der vereenvoudigers aantreft. De verdubbeling van de l in parallellogram moge, hoewel overbodig, althans begrijpelijk zijn, in parallelepipedum blijft zij raadselachtig. Ieder die dit woord leert kennen, verneemt er dadelijk bij, dat er niet een parallelle pipedum mee bedoeld wordt, maar een parallel-epi-pedum. De door de Commissie verdubbelde l staat dus niet tussen twee klinkers van een zelfde woord en de boven aangehaalde regel is dus niet van toepassing. Of moeten wij een automaat die ulevellen aflevert voortaan als ulevellautomaat schrijven? E.J.D. | |
[pagina 138]
| |
Smullen met de deur toeIn het januari-nummer van de Gids staat een artikel van de heer Greshoff, dat alleen gericht kan zijn tegen de Stichting ter bevordering van de vertaling van nederlands letterkundig werk. Misschien was deze naam te lang voor de heer Greshoff, om in een stuk van ruim vier pagina's te noemen? De auteur van dit artikel voelt niets voor het doel van de Stichting. Dat is zijn goed recht. Hij meent bovendien, dat de Stichting dat doel nooit werkelijk zal bereiken. Dat is een te verdedigen overtuiging. Tenslotte heeft hij bezwaren tegen de structuur van de Stichting. Nu ja, waarom niet? Het is slechts de vraag, waar de heer Greshoff het recht aan ontleent om met zoveel aplomb over dit onderwerp te schrijven, als hij in de verste verte niet weet waar het om gaat. De heer Greshoff verzekert zijn lezers, dat door de regering op grond van ijdele vertaalwoede een lichaam in het leven is geroepen. ‘De regering, die iedere gelegenheid aangrijpt om een of meer vingers in de pap te duwen, heeft, gelijk dat gebruikelijk is, een ambtenaar, wellicht méér dan één, aangesteld.’ De heer Greshoff weet precies, welke pedaal een journalist anno 1956 moet bewerken, om een zeker soort succes te behalen: men gebruikt enige malen het woord ambtenaar. De waarheid is, dat het bestuur van de Stichting bestaat uit vertegenwoordigers van het nederlandse P.E.N.Centrum, de Maatschappij der nederlandse Letterkunde, de Vereniging van Letterkundigen en de Koninklijke Nederlandsche Uitgeversbond. De Stichting is onafhankelijk van de regering. Er is nergens bij haar werk een ambtenaar betrokken. Maar de Stichting krijgt subsidie, inderdaad, (evenals de Gids, waaraan de heer Greshoff meewerkt). Hetgeen de heer Greshoff beweert is voornamelijk ridicuul. Maar toch ook niet zonder gevaar, aangezien hij, bereisde Roel die hij is, door sommigen misschien nog wordt gehouden voor de deskundige, die hij pretendeert te zijn. Daarom signaleren wij hier nog enkele blunders uit het artikel. De buitenlandse uitgevers, aldus de heer Greshoff, weten heus wel wat er in Nederland uitkomt. Zij hebben de Stichting in het geheel niet nodig. Nu is het in werkelijkheid zo, (en dat ligt ook voor de hand), dat precies het omgekeerde het geval is. Van het belangrijke bellettristische en essayistische werk, dat op een ander niveau ligt dan de ‘bestsellers’ waarover de heer Greshoff het aldoor heeft, zijn de grote buitenlandse uitgevers onkundig, en zeker de amerikaanse.Ga naar voetnoot*) De uitgever wil winst maken, zegt de heer Greshoff, zoals met het werk van Jan de Hartog gebeurt. Maar ook met zijn tegenvoeter J. Huizinga is dat ‘wonder’ geschied, dat dit ‘niet voor ieder toegankelijke’ werk moeiteloos de grens overhuppelde en zelfs in goedkope amerikaanse edities verscheen, zonder ambtelijke bemoedering. Het is jammer voor de heer Greshoff, maar dit is alles niet zo vlot gegaan, als hij beweert, integendeel! De man, die zeer, zeer veel voor de vertaling van het werk van Huizinga heeft gedaan, kan er voortaan op rekenen, dat hij van de Stichting alle steun ontvangt, als hij opnieuw een belangrijk Nederlander in het buitenland bekend wil maken. Het ‘bemoederen’ kan blijkbaar toch wel iets uitrichten. | |
[pagina 139]
| |
Juist het litterair-belangrijke werk komt moeilijk de grens over. Dat wil de Stichting, voor zover mogelijk, veranderen. ‘Men kan het lezersvolk niet dwingen, zich op bepaalde uitgaven (uit het nederlands vertaald werk) te werpen,’ zegt de heer Greshoff. Deze opmerking geldt echter voor alle belangrijke boeken, vertaald of niet. Er worden van tijd tot tijd nederlandse boeken vertaald. Als de ‘vertaalwoede’ en de ‘koppigheid der klerken’ ertoe leiden kan, dat daarbij zoveel mogelijk goed werk is, dan is dat een winstpunt. De Stichting zal zich daartoe bedienen van de bestaande mogelijkheden, zal vooral stimulerend optreden, en, waar moeilijkheden van financiële aard zijn, geldelijke steun verlenen op een wijze die zorgvuldig is overwogen. In de korte tijd dat zij werkt heeft de Stichting reeds talrijke aanvragen ontvangen, aanvragen waaruit overduidelijk blijkt, hoe slecht buitenlandse uitgevers zijn voorgelicht. In de Spaans sprekende landen is grote belangstelling voor onze poëzie, in Duitsland bestaat interesse voor onze lyriek in de eerste plaats, en daarnaast ook voor de novelle. In Engeland wordt naar onze romans gevraagd, in de Skandinavische landen zoekt men naar contact. Het beeld is in werkelijkheid geheel anders dan de zwartgallige beschouwingen van de heer Greshoff zouden doen denken. Is daar niet de Nyhoff-prijs, die om het jaar wordt toegekend aan de vertaler van nederlands letterkundig werk? In ditzelfde nummer kan men verzen van van Ostayen, Marsman, Achterberg, Lodeizen, Lucebert vinden in engelse vertaling van James S Holmes, die ook verzen van Nyhoff vertaalde (en van Hooft). Aan hem werd de Nyhoff-prijs toegekend door het Prins Bernhard-fonds. Mannen als Professor Barnouw, Flaxman, die een studie over Heyermans publiceerde, Pierre Brachin (die nederlandse taal en letterkunde aan de Sorbonne doceert en in zijn ‘Etudes de littérature néerlandaise’ een verrukkelijk essay geeft over de Muiderkring, over Aafjes, van Duinkerken e.a.) logenstraffen gelukkig de benauwde opvattingen van de heer Greshoff waar hij schrijft: ‘Wanneer een Nederlandse dichter of romanschrijver er in slaagt zich een plaats te veroveren in de Nederlandse litteratuur, heeft hij het hoogste bereikt waartoe hij in staat is.’ Kom, kom, zou Greshoff het niet aardig vinden, zijn bundel Spijkers met koppen eens in pittig engels te lezen? De Stichting wil misschien daar wel toe medewerken, zelfs al werd het geen amerikaanse bestseller. Maar dan moet hij geen venijnige kopspijkertjes strooien op de weg van hen, die een doel nastreven, dat verre uitgaat boven zijn (voorgewende) provincialisme. E.v.L. |
|