De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 357] [p. 357] Pierre Kemp Die middag en die sieraden Het werd een zangerig uur. Haar armband en de knoppen aan haar oren roken naar de toppen van haar vingers onder het vuur van haar nagellak en naar zilver op lichaamstemperatuur. Zij knipoogde telkens naar mijn gezicht, of een schilfer email werd beschenen door de maan, maar haar halssnoer heeft zij niet afgedaan. Ik legde haar sieraden op mijn wordend gedicht. Zij dankte met een vinger op haar ongebluste mond. Ik vroeg nog, hoe zij mijn vers verstond. Glimlachend zijn wij toen maar vaneen gegaan. Ssssst Ik luisterde naar een droom aan bed. Langs de kerk zweeft de helft van de maan. Haar zeeën kijken mij verwijtend aan. Heb ik goed opgelet? Kloppen daar niet op de blauwe stenen, gelakt door de regen, de zes benen van X., haar moeder en haar zuster met de hakken echo's uit de straat? Zegt de Moeder niet: het is zo laat... zie je dat raam? Ssssst, P.K. rust er. Vorige Volgende