De Gids. Jaargang 118

[p. 358]

Pierre Kemp

Die blauwe stad daar achter de gordijnen
staat niet stil.
Boven de tafels branden halvemaan-schijnen
en groepen wassen beelden zonder wil,
in zacht groen gekleed,
houden zich gereed.
Waarheen? Wil ik mee? Er komen
rijwegen en lanen jonge bomen.
Er suizen wagens met veel zwart
en van achter dubbel een brandend hart.
Nog altijd gaat de blauwe stad vooruit.
De wagens ijlen met een zacht gefluit.
De halvemaan-schijnen zijn alleen
en wenken achter de gordijnen ja en neen.

Vannacht zag ik vijfmaal mijn figuur
te huur op een muur.
Onder de drukinkt gloeide vuur;
rood, als ik kwam
en groen, als ik nam
de keer uit de sfeer der lantaarnen.
Ik was nog niet zo licht vergrijsd
en wist alleen eens gaarne:
hoe ik daar stond geprijsd.