De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 333] [p. 333] Michel van der Plas De bruidegom van Kana O, eer we gaan slapen, de tranen van onmacht nog op ons gezicht, vergeef me. Geef voor één nacht het diepste verlangen geen naam dan die van een ding, een verloren pop, een wolkenkasteel. Vergeef dat er niets is gebeurd van wat ik je had beloofd: dat de hemel niet heeft gedauwd, de ster niet gevallen is en dat ik je dorst enkel water reiken kan. Geen mens zal begrijpen waarom wij nog wachten, tegen de toekomst in, op zegen van gisteren. De mensen slapen. Wat weten zij ook van de gast die zo mooi heeft gesproken aan het diner, wiens toast een hemel op aarde voorspelde en die zijn handen hief toen ik je bedeesd wegleidde, lief? en wat van de nacht, de eindeloze, begonnen onder zijn ogen, gewijd door een wonder van hemelse liefde? Weet je nog? weet je het nog, en hoe wij geloofden? Trillend, rijker door tussenkomst [pagina 334] [p. 334] beminde ik, dankbaar dat ik zaligmaker mocht zijn en schreide die lauwe tranen over je borsten. Lief, met zekerheid als je peluw lag je hoofd zacht die nacht. Is gisteren al zoveel jaren oud? Wij zien het: de kruik dient nu voor kastanjetakken in een dode hoek, en onze Broeder, onze wereld van hoop, is allang gekruisigd, gestorven, begraven, liefste, en als ik je nu niet haastig alles ga zeggen sterven wij ook, aan onszelf. De bruiloft duurt korter dan de stilte erna, als het bed wordt afgehaald, opgemaakt, als de wijn opraakt en geluk de tranen kan missen. Dan gaat de onrust suizen; er wordt een stem gemist van ons samen, tastbaar als 't wittebrood op tafel tussen de handen. Lieveling, koele kruik, tot leven gestreeld door mijn eerbied en tot de rand gevuld, - je diepste verlangen staat roerloos water te zijn, en ik zie het licht van een ster er in spiegelen, klaar als een kinderoog. Waarom wil hij maar niet lager komen, en baden? waarom word jij niet tot blozen gezegend? Broeder, te ver gedwaald langs onbegrijpelijke wegen, [pagina 335] [p. 335] als het onmogelijk is naar Kana te keren, ons brood te delen, te komen zien hoe mooi onze rozen het doen aan de achterkant, til ons, twee in uw naam tezamengekomen, binnen uw troost. Die eens onze armoe te hulp zijt gesneld, o geef ons de naglans daar van dromen die hier geen kinderen werden, niet in haar schoot en niet aan mijn hand. Of, hebt ge die goede wijn voor het laatst bewaard, in de droge zomer van ons verdriet, sluit dan vannacht onze ogen voor dingen die ons te boven gaan en leg in ons hart de wilde boot van de twijfel stil; want eer wij dit baden heerste God in het vlees van God. De bruidegom van Kana is een gedicht uit een bij A.A.M. Stols te verschijnen nieuwe bundel ‘Een hemel op aarde’. Vorige Volgende