De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Adriaan Morriën De boom 't Geluk is als een boom die in mij slaapt En met zijn blaren reikt tot aan mijn schedel. Wanneer ik liefheb voel ik al zijn takken Alsof hij in een oogwenk in mij is ontwaakt En 't zomer is geworden in mijn vezels. Ik zorg voor luchtruim, wind en vogels, Voor vaste aarde om zijn diepste wortels En voor de stilte waar hij in gedijt. Wanneer ik drink drink ik zijn water En als ik adem voel ik zijn zelfstandigheid. Daarom begroet ik alle andere bomen Als vrienden van mijn lot: wij zijn van 't zelfde ras. De een mag dan vooroverbuigen bij een plas, De ander kaarsrecht 't hoofd in vogelnesten stoten, Ik houd eenzelfde boom met mijn gebeente vast. Ik ben een bloedeik en een zenuwlinde. Mijn bloemengeur verandert in gevoel. Mijn noten breken open in mijn kinderen. Ik weet nauwkeurig wat de wind bedoelt Wanneer hij aan mijn voet geen rust kan vinden. Vorige Volgende