loop van omstandigheden veroorzaakte aangelegenheid. Hij zal de gebeurtenis psychologisch, sociaal of religieus duiden. Altijd zal hij het slachtoffer zien als een vertegenwoordiger van een categorie, hij ziet hem, al zal hij dit in zijn werkstuk meestal listig verbergen, als een symbool van een maatschappelijke groep, van een volk of wel als mens, in de betekenis van schepsel tegen een metafysische achtergrond.
Het merkwaardige is nu dat voor de literator, ook voor de literator die de toneelschrijfkunst is gaan beoefenen, heel dikwijls deze beschouwelijke kant van zijn werk, deze visie van groter belang geworden is dan het medelijden, waaruit het is voortgekomen terwijl, - en hier schuilt de oorzaak van de contraverse, die er tussen auteurs en acteurs bestaat, - de spelers, die geroepen zijn om zijn werk te vertolken de beschouwelijkheid voor kennisgeving aannemen maar met heel hun instinct van bij de gratie van de emotie gedijende kunstenaars contact zoeken met die eerste bron: het medelijden. Ziehier, in a nutshell het grote conflict, het misverstand dat er tussen dichters en spelers heerst, waarbij aangetekend dient te worden, dat het publiek, met uitzondering van het handjevol aan de auteurs-mentaliteit verwante intellectuelen, volkomen gericht is op de boodschap, die de acteurs hun te brengen hebben. Ze zouden niets liever willen dan stukken zien, waarbij die oorspronkelijke deernis duidelijk tot zijn recht komt en zij zullen het eerder betreuren dan toejuichen indien de eerste hartekreten door latere overpeinzingen gerelativeerd worden.
Nu kunnen de schrijvers er weinig aan doen, dat ze in een tijd leven, waarin de cultuur zo een grote afstand geschapen heeft tussen de hartekreet en de levenshouding. Welk een onoverzienbare vracht overwegingen en begrippen smoort niet van minuut tot minuut onze spontane gevoelens! Tonnen en nog eens tonnen kennis degraderen voor ons de waarde van onze persoonlijke gewaarwordingen, we zijn althans gedrild om ons individuele lot te kleineren, te ironiseren, enkel en alleen omdat we het zien afgetekend tegen de achtergrond van de wereld, zo niet de kosmos. En al zal de drang om het uit te snikken heus niet kleiner zijn, ja, door onze fijnere bezintuiging zelfs groter dan bij een primitief, het mathematisch besef van onze kleinheid en onze noties omtrent historische noodwendigheden leert ons de snikken over hetgeen ons overkomt te verkroppen. En wie deelt de lessen uit aangaande de betrekkelijkheid van ons leed? De schrijver! Maar ook de acteur, die liefst zou willen vergeten, dat hij een stipje is op een minuscuul planeetje in een zoveelsterangs zonnestelsel aan de rand van een van de kleinere melkwegen, doch enkel wezen wil een lijdend mens, wordt door die huidige relativering van waarden