van zijn persoonlijkheid in de spelsituatie, twee onmisbare desiderata, kunnen niet worden aangeleerd, wel gestimuleerd; b. de hoofdtaak van iedere toneelopleiding is eerder afleren dan aanleren, van mensen toneelspelers, van toneelspelers mensen te maken.
Wettelijke verordeningen terzake van bevoegdheid van toneeldocenten bestaan niet; zij die artistieke en paedagogische kwaliteiten, inzicht in de problemen der toneelkunst en geestdrift voor het doceren in zich verenigen zijn er toe voorbestemd; dat het geboekt staan als prominent toneelkunstenaar geen paedagogische kwaliteiten impliceert, noch omgekeerd, is een door de ervaring verworven zekerheid.
De aanvang is de elementaire oefening ter ontdekking en, later, bespeling van het instrument. Zintuigelijke en lichamelijke reacties, scherping van het herinnerings- en associatievermogen, ontspanning en concentratie, dit alles, steeds gebaseerd op wat? waarom? hoe? vormen de aanloop tot studie van kleine fragmenten uit diverse stijlen en perioden en later uitgebreid repertoire, klassiek en modern, tragedie en blijspel. Dat, vooral in het derde en laatste jaar, met als uitgangspunt het ensemblespel, studiestof wordt beoefend die in de practijk pas na jaren door de ex-leerling zal kunnen worden gespeeld, is geen overwegend bezwaar, hoofdzaak is dat de leerling tot een technische en geestelijke affiniteit met de rol is gebracht; het rijpingsproces doet, indien het een consciëntieus kunstenaar betreft, de rest.
Uiteraard worden naast toneelspel tal van vakken gedoceerd, die tot de technische en geestelijke bagage bijdragen: stemtechniek, zang, plastiek, ballet, schermen, grimeren, naast dramatische literatuur, costuum- en stijlleer, en karakterleer. Het veelvuldig bezoeken van voorstellingen en het oefenen van het oordeel des onderscheids behoren mede tot noodzakelijke onderdelen der ontwikkeling.
En de traditie, zal men zich afvragen. Wat zijn voor het toneel in Nederland de tradities die bv. in Frankrijk en Engeland iedere generatie opnieuw inspireren en die, anderzijds, door die inspiratieve kracht worden bevleugeld. Traditie in ons land is dat er geen traditie bestaat, zeker geen klassieke, ondanks de Gijsbrecht; ten hoogste misschien een naturalistische. Ons cosmopolitisch repertoire - de beantwoording van de vraag waarom dit zo is, kan men misschien elders in dit nummer opsporen - dwingt de toneelspeler in één week Sophocles naast Tchechow, Shakespeare naast Anouilh, Giraudoux naast Miller en Rosenthal naast Hoornik te spelen. Een bonte verscheidenheid aan welker noodzaak de opleiding niet voorbij kan gaan; in Frankrijk ondervraagd