Nabetrachting:
V. Zeg, ze hebben van De Gids gevraagd of ik niet wat over toneel wilde schrijven in hun zomernummer. Maar ik vind het zo'n werk om zelf een heel stuk te gaan verzinnen en nu had ik gedacht: als ik eens iets vertaalde uit Punch en als jij er dan nog eens iets echt deskundigs bij schreef, dan zou ik toch al een heel aardige inzending hebben - of wat vind je?
M. Voor De Gids? Over toneel? Ik? Maar ik kan toch alleen vanuit toneeloogpunt kijken en de serieuze bladen zetten immers altijd het litteraire aspect voorop als 't over theater gaat. Ach... ach...
V. Wat bedoel je, ach, ach?
M. Dat slaat op dat vooropzetten en op de meeste mij bekende, serieus bedoelde toneelbesprekingen. Lees maar eens na een première alle recensies - dan zie je, dat driekwart van de belangstelling naar de litteraire of ideologische waarde van het stuk gaat. Of het echt tonéél is - wie heeft daar oog voor? Maar het publiek voelt dat, onbewust natuurlijk, meestal heel goed. Daarom heeft een goede of een slechte pers van een stuk hier meestal zo weinig te maken met een goede of een slechte toeloop. De pers in Frankrijk of Engeland heeft beslist meer oog voor ja-toneel of nee-toneel.
V. Misschien is dat logisch. Hier wonen de kinderen van Vondel en daar wonen de kinderen van Molière en Shakespeare. Kinderen van dichters schrijven natuurlijk andere opstellen dan kinderen van acteurs. Wie in Nederland over of voor toneel schrijft, is misschien qualitate qua eerder uit op applaus van de Engelen of van de Muzen dan op applaus van het publiek. Eigenlijk wel een verheven standpunt.
M. Jij bent duidelijk ook al verlitteratuurd want je praat net of succes bij de Muze principieel iets anders is dan bij 't publiek. Maar er is niet alleen een litteratuur-Muze; er is ook een toneel-Muze. Een hoge ideologie, een goede karakterbouw en mooie zinnen geven tezamen nog geen Toneel, - die geven hoogstens mooie recensies en dan met moeite nog zeven voorstellingen. Toneelschrijven bestaat