Kort commentaar
De titel doctorandus
In het October-nummer van onze jaargang 1928 (IV 123) komt een met de initialen J.H. ondertekende en dus kennelijk van de toenmalige redacteur Huizinga afkomstige opmerking voor, waarin scherp geprotesteerd wordt tegen het veldwinnend gebruik (het insluipsel, zegt de schrijver) het universitaire praedicaat doctorandus als titel te voeren. Men moet dat niet doen, zo wordt betoogd, want men adverteert er alleen maar mee, dat men zijn universitaire studie niet, zoals behoort, met het schrijven van een proefschrift bekroond heeft en dus het bewijs, dat men tot zelfstandig wetenschappelijk werk in staat is, om welke reden dan ook, niet heeft geleverd.
De stem die hier klinkt, heeft in de loop der jaren niets verloren van het grote gezag dat zij eenmaal bezat. Toch is het niet waarschijnlijk, dat de boven weergegeven mening thans nog zoveel instemming zal verwerven als zij destijds ondervond. Daarvoor ziet men tegenwoordig veel te goed in: 1) dat het voeren van de titel Drs voor bepaalde categorieën van afgestudeerden noodzakelijk is geworden om een dreigende maatschappelijke onbillijkheid op te heffen en 2) dat het daarvoor nog niet eens toereikend is.
Het is noodzakelijk. Men vergelijke slechts de doctorandus in de rechtsgeleerdheid met die in de oeconomische wetenschappen en de ingenieur met iemand die doctoraal in de wis- en natuurkunde gedaan heeft. De eersten kunnen door een titel (Mr, Ir) aangeven, wat zij zijn; de anderen bezitten daartoe geen ander middel dan zich Drs te noemen.
Maar voldoende is het niet. Niet alleen blijft het wegens de ten dele negatieve inhoud (niet-doctor) ook voor de drager een onbevredigende titel, maar bovendien blijkt, dat zij in de kringen van het bedrijfsleven vaak verkeerd begrepen wordt. Men kan het zien aan advertenties, waarin een Dr of Ir gevraagd wordt en eerst subsidiair een Drs. Men blijkt dus niet te beseffen, dat een Drs in de wis- en natuurkunde gelijkstaat met een ingenieur, terwijl met een Dr in de wis- en natuurkunde (die de titel Drs uiteraard heeft laten varen) een Dr in de technische wetenschappen correspondeert (die zich, wel wat ten overvloede, ook nog Ir blijft noemen).
Dit zijn onbevredigende toestanden. Zij zouden eenvoudig te verhelpen zijn door (eventueel met uitzondering van de juridische faculteit, waar men veel waarde hecht aan de oude titel Meester) voor doctorandi de titel Magister in te voeren, die bij een promotie door die van Doctor vervangen, niet aangevuld zou moeten worden.
Zoals bij een Nederlandse onderwijskwestie te verwachten was, zijn tegen dit, reeds