De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] Jac. van Hattum Angstdroom Ik droomde, dat ik tussen hekken ging, twee ijzren hekken, deeglijk en massief; de weg, die 'k ging was louter ongerief, terwijl er stank van dode dieren hing. 'k Zag links van mij een hek en rechts een hek, die schoven mee tot aan de horizon en hoog genoeg, dat ik niet vluchten kon; op afstand grijnsde steeds een monsterbek. Een monsterbek en weer en weer en weer en alle spijlen waren wreed gepunt. ‘Probeer nu maar of je er over kunt,’ siste een stem. Ik riep: ‘Dat nooit; ik keer!’ En wendde mij, maar, waar ik pas gegaan, sloot reeds een muur mij van 't verleden af. ‘Ga liever door; aan 't einde wacht je graf; je hoge sprongen, graafje, zijn gedaan.’ Hekken en muur, 't schoof alles met me mee; ik dacht: ‘Een kooi, die eindigt voor een kuil’; ik waadde kniehoog door een stinkend vuil en ik ontwaakte door mijn angstkreet: ‘Nee.’ Nog, heel de dag, omsluit weerzijds, m' een hek; ik sta, de rug gedrongen aan een muur en houd me ver van kuil en laatste uur, weet dit vergeefs en staar en lijk een gek. Vorige Volgende