De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] Adriaan Morriën Donkere ogen Haar iris is zo donker, haar pupil zo groot Dat 't is alsof de blik er aan ontbreekt. Haar ogen stralen nacht, nacht zonder sterren. Wanneer zij de gewone woorden spreekt, Dagwoorden die gemaakt zijn uit het licht, Wordt alles duisternis in mijn gevoel En wat dichtbij was wordt dan verte. En zelfs de witte glans van haar gezicht Maakt het niet licht, verhoogt nog door 't contrast De zwarte schoonheid van haar ogennacht. Een oude vrouw Uit het grote huis verschijnt een oude vrouw. Gebogen, in zichzelf verzonken gaat zij langs het water. Aan haar arm draagt zij een ouderwetse tas. Zij kijkt niet op wanneer de zon vlak naast haar valt. Zij maakt het vliegen van de vogels nutteloos. Stilte gaat van haar uit als een onzichtbare rook. Er vallen gaten in de dag, de wereld wordt doorschijnend. Zij spreekt met doden, roert in langgeleden ogenblikken En als zij iemand aanziet kijkt zij door hem heen. Vorige Volgende