De Gids. Jaargang 118(1955)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Adriaan Morriën Vogels Twee grijze duiven, tussen zwermen grauwe mussen, Stappen verloren rond, gehinderd door de grond. Het lichaam is te groot voor de fragiele poten. Zij zijn geboren om te vliegen En zelfs hun liefde, in de bomen en de goten, Is nog een vleugelslag, een worstelen met de zwaarte Die hen omlaagtrekt naar de aarde. Nu staan zij stil als vreemde moeders, Eenzaam maar daarin koel en groot, Verheven kijkend naar de kleine vogels Die nog niets weten van de dood. Een dochter Haar vader was te sterk; zij trouwde nooit. Zij leefde in zijn schaduw maar hij had geen takken. Hij wierp een huizenschaduw, vast en hard, Niet wemelend en doorschijnend als van bomen. Pas toen hij dood en zij een oude vrijster was Begon haar bloei: een liefde voor heel jonge dieren En kinderen, voor bloemen, porcelein en vogels. Haar haren werden grijs, 't gezicht kreeg fijne rimpels. De borsten bleven jong en meisjesachtig. Zij dacht: Ik zal mijn eigen melk nooit zien. Vorige Volgende