Kort commentaar
Een Universiteit te Rotterdam?
Rotterdam denkt in ernst aan het oprichten van een eigen Universiteit. Het is begrijpelijk, dat de grote havenstad aan haar roem ook nog gaarne de glorie van een eigen volledige hogeschool toevoegt. Ook andere argumenten liggen ogenschijnlijk voor het grijpen. Rotterdam bezit reeds een Economische Hogeschool. Er werkt sinds kort een Stichting voor klinisch hoger onderwijs, die het aan doctorandi in de medicijnen mogelijk maakt, de gezamenlijke aan het artsexamen voorafgaande co-assistentschappen in Rotterdamse ziekenhuizen te vervullen. Ook is er nog de Rijksbelastingakademie gevestigd. Men heeft reeds berekend, dat men binnen niet te langen tijd een voldoende aantal studenten zal hebben, zonder dat Leiden en Utrecht er noemenswaarde ‘schade’ van zullen ondervinden; onze bevolking neemt nog gestadig toe en uit de stad zelf en haar omgeving zullen velen hoger onderwijs kunnen gaan volgen, die daar op het ogenblik niet toe in staat zijn. Verder stelt men - en vermoedelijk terecht - dat de productie van academisch gevormden in ons land nog niet voldoende hoog is opgevoerd, nu het steeds ingewikkelder worden van het leven en de moeilijkere concurrentie met het buitenland de actieve hulp der wetenschap veel noodzakelijker maakt dan men een halve eeuw geleden ook maar had kunnen bevroeden. Ten slotte zal men nog betogen, dat in bepaalde opzichten twee universiteiten van elk, zeg, 5000 studenten te verkiezen zijn boven een enkele die er 10.000 tellen zou. Maar daartegen kan men terstond met nog meer klem inbrengen, dat een grote universiteit, alleen reeds om financiële redenen, gemakkelijker te outilleren valt voor haar wetenschappelijk onderzoek, dan twee kleine.
Het vraagstuk is niet eenvoudig. Op twee kanten ervan, een van principiëlen, een van materiëlen aard, wil ik hier in het kort wijzen.
Ten eerste, de vraag, of Rotterdam een eigen universiteit zal oprichten, is geen zaak van Rotterdam alleen. Zij raakt ons gehele nationale wetenschappelijke bestel. Waarschijnlijk ook ons nationale economische bestel, tenzij Rotterdam van enige subsidiëring door het Rijk afzag, niet alleen op het ogenblik, nu de economische toestand bij uitstek gunstig is, maar ook, wanneer die zich eens ging wijzigen. Maar dat laat ik nu daar. Het is echter zeer de vraag, althans een vraag, die door de meest bevoegden in den lande met groten ernst zal moeten worden bezien, of het zin heeft, in ons land een zevende centrum van centrale wetenschapsbeoefening en niet gespecialiseerd hoger onderwijs in te richten. Ik zeg met nadruk: door de meest bevoegden in den lande, en niet in Rotterdam, want deze stad ligt in Nederland, en de belangen van het geheel moeten predomineren.