De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 437] [p. 437] Johan W. Schotman De fluit Een zomeravond, als in de ravijnen de nevel langzaam witte webben spint, tot bergen zweven in verdroomde lijnen, de zee vervloeit tot parelmoeren tint, wanneer de vogels moegezongen zwijgen en 't schril lied der cicaden is geblust, geen wind meer wiegend ritselt door de twijgen en 't donkere land verlaten ligt in rust, wanneer de maan, langzaam omhooggestegen, uit kantelende schaal haar zilver stort en de eerste sterren trillende bewegen, als alles ademloos aandachtig wordt, dan rijst, eerst schuchter, maar dan vol en teder, vanuit de schemer van het stille dal fluitspel omhoog en parelend daalt neder als zilveren druppels klinkend op kristal. Dan ligt een jonge vrouw met de ogen open en luistert diep bewogen naar het lied, dan komt een kind naar 't open raam gelopen, dan talmt de visser in het schuiflend riet; dan ziet de krijgsman zingende soldaten marcheren door een ruisend bamboebos... In allen riep wat zij zo lang vergaten, weer de oude dromen en verlangens los. De vrouw hoort zoete fluisterende woorden, voelt op haar mond een kus in lentenacht, [pagina 438] [p. 438] 't kind denkt aan sprookjes, die het jong bekoorden, ziet, hoe de moeder het weer tegenlacht, de visser hoort de watervallen ruisen, 't sterk stromen van de machtige rivier, de krijger ziet weer wapens flitsend kruisen, hoort klettrend staal op ijzeren vizier. De dichter, in een visioen verzonken, voelt zich tot verzen vederlicht vervoerd, als Li Tai Po van droef verlangen dronken en door een oud lied nameloos ontroerd. Een tovermacht doorbreekt der eeuwen kimmen en roept de doden weer hun graven uit, vervult de lichte nacht met bleke schimmen...: Een kleine jongen met zijn bamboe fluit. Vorige Volgende