De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 400] [p. 400] Pierre Kemp Eeuwige cirkel? Ik heb nog wel eens dagen, dat mijn benen lichter zijn dan de lucht, maar dan heb ik mijn broek ook vol sterren en begint de grote vlucht. Als de dingen willen vervagen, waar de bloemen in zijn vervleesd en mij de opgang niet langer versperren naar het lichaamloze feest, word ik dan niet op een maat bewogen naar een sfeer, die ik als tweeling herken van het landschap, waar ik uit kom gevlogen, wijl ik er nu eemaal geboren ben? Ik voel naar een herbeginnen de tentakels van mijn zinnen al samenstaan. Is het daar ook maar weer begeren, beminnen en in anderen opengaan? Minachting De weide staat vol witte monden met puntjes van een gele tong er in. Ik heb al zo veel ondervonden sedert mijn kinderbegin dat kan er nog wel bij! Neen, de rozetten van de bloemen minachten mij niet, als ik maar niet op hen ga letten. En wat weet ik ook van hún verdriet? [pagina 401] [p. 401] Vrouwentonen Er zijn in de muziek van die tonen, waar de vrouwen komen op af. Ergens begint dat bij de schonen, maar wanneer en wie wordt het een straf? Ik houd mijn piano gesloten en weer met glimlachend verdriet die wisseling van kleine en grote tertsen al lang uit mijn dagelijks lied. Nog er boven Al ben ik kinderspel en loop ik op wielen, al beweegt wind in een vlieger mij vooruit, ik blaas op een vogel met een fluit in zijn staart de blauwen van de lucht accoord. Daarom is de Zon in mijn haar gevallen en wil er niet meer uit. Zij eist van mij het toverwoord, dat de mantel is van mijn ziel en geheim door getallen. Al blijf het me nog zulk groot verdriet, dat woord schenk ik haar niet! Ik laat het mij ook niet roven, de Zon is wel hoog, maar ík ben nog er boven! [pagina 402] [p. 402] Vermaning Ik was alleen met het licht van de nacht. Toen is een deur opengegaan. Er heeft niets gelopen, maar moeder-zacht is Iets nog eens voor mij komen staan en sprak: moet ik nu voor zulk een avonturier nog eens komen van zo ver naar hier? Zomerdag Over heel het dal glinstert een onrustig goud. De mode der bijen-bolero's wordt nooit oud. De bloemenportieken gaan roze verguld open en dicht zonder geduld of ongeduld. Oudere bloemen dichten al hun herinneringen met tederheden uit een feuilleton, maar de muziek, die zelfs het stro doet zingen, maakt alleen de zon. Dit grote Wie een dezer nachten mij voor een boom ziet staan, ga liever door en weg. Wie iets later mij in die boom ziet gaan, zwijge en zeg- ge er niemand iets over. Hij kijke mij vooral niet aan, noch mijn haar, noch het lover en zeker niet waar de boom zich heeft gesloten. Hij weet nu alles en houde voor zich Dit Grote. [pagina 403] [p. 403] Moderne doden Er zijn ook moderne doden. In dromen bezoeken ze mij. Zij volgen niet meer de mode der geraamten, dat is voorbij. Ik weet niet, hoe zij zich bewegen en hoe zij komen en gaan. Plotseling zie ik ze tegen het licht van de sterren staan. Zij wensen niets meer te schijnen. Er wordt ook niets meer gezegd. Het is goed met hen te zijn en een hand wordt niet opgelegd. Het wordt in de lucht niet kouder, wanneer zij daar bij mij staan. Wel voel ik mij telkens veel ouder, zodra zij zijn weggegaan. Aan mijn na te laten schoenen Ik peins: straks, als ik dood ben, staan mijn lege schoenen niet meer te wachten op mijn voeten. En dat zal dan voor altijd duren. Zij zullen niet meer wandelen gaan met mijn voeten en hun vereenzaamd leer en fournituren zullen dat met een ander moeten. Ik heb hun altijd over de bloemen verteld, soms in boter- en pastel-plezier en over het groen in park en veld. Doet hij, die ze erft, dat ook, op zijn manier? Vorige Volgende