De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 340] [p. 340] Jac. van Hattum Angst Altijd in m'n angst een stapje verder, dan de werklijkheden zijn gegaan, deed ik meermaals, als de domme herder, roepende: ‘Daar komen wolven aan.’ En toen echt de wolven zijn gekomen, riep ik tevergeefs, want niemand kwam en, onmachtig, werd mij dan ontnomen, door de boze mijn onschuldigst lam. ‘Huilende, aleer je werd geslagen’ etst verwijt, meedogenloos, mij in; en, als antwoord op mijn weerloos vragen: ‘Angst is nog je dierb're vijandin.’ Bedrog In de dagen van 't geweld kon ik beter dit verdragen, dan in vreugdevolle dagen, nu de leugen dubbel telt. In het zonlicht zelfs onwaar, kan ik er niet aan ontkomen, dat de slang opnieuw in bomen, Eva schuilt in gouden haar. Het fatale tweegesprek - niets geleerd en niets vergeten -, maakt, dat waar ik ben gezeten, overhaast ik weer vertrek. Zomer, die tot kwelling wordt, door de leugen van de ander; wat ter wereld ook verander, nooit de tekst op het oude bord, aangeslagen aan de stam: 't Paradijs voorgoed gesloten', schoon de voorproef werd genoten en de wind uit Eden kwam. [pagina 341] [p. 341] Moeder Het was niet vreemd, dat zij vertrok met om haar mond die strenge trek; geen wrevel was 't, nog minder wrok: het was de winst uit zelfgesprek. Het was, na al haar pijn, geen pijn wat school in die besloten lip; het was besef van eenzaam-zijn, der laatste dingen diep begrip. Men komt alleen; men gaat alleen en alles, wat daar tussen ligt was hàar geweest, voor iedereen, een zelf-zich-opgelegde plicht: onafgebroken dienstbaar zijn, zich-zelf-vergetend hulpbetoon en nu en dan die felle pijn om-zelfs-niet-het-geringste-loon. Schoon nooit om loon iets werd gedaan, trok om haar mond die strenge trek, de winst, waarmee z' is heengegaan na duizend nachten zelfgesprek. Vorige Volgende