De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 326] [p. 326] Adriaan Morriën De wind De wind spreekt al bijna niet meer tot onze verbeelding. Toen wij jong waren was hij een vriend en soms een minnares met lange haren los in de hals en lenige armen om ons heen. Maar nu wij oud zijn brengt ons de wind onze vreemde verwachtingen en onze verloren hoop terug. Herfst Een vrouw speelt met haar kind, het najaar is om hen heen. De lucht schijnt door de kruinen van de bomen. Het zonlicht dwaalt en raakt de aarde nauwelijks aan. Een klok luidt, vogels beschrijven hartstochtelijke kringen. Het leven is een spel, een bezigheid van flinke vingers. Een vreemde glimlacht tegen mij, een duif strijkt neer Vlakbij mijn voet en pikt een worm uit het doordrenkte gras. Ik kijk diep in de ogen van 't heelal, ik kan mijn hand In wolken dopen en mijn voet in sterren zetten. De duif vliegt op, een veer valt in het gras. Ik buk mij en mijn vingers worden nat van dauw. Vorige Volgende