De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 303] [p. 303] Johan W. Schotman Het eiland Een eiland, ergens ver, aan een verlaten kust, schuimend omspoeld door de onrust van de golven; daarop een tempel, half in puin bedolven, en niets rondom dan wind en zee en rust. Over het eiland drijven traag de wolken en jonken zeilen langs bij dag en nacht, maar zij zijn voor een vreemde ree bevracht; enkel wat vogels, die het nog bevolken. Soms is 't of op de wind nog ijle stemmen talmen, waar de gespleten rots 't bijtend houweel bekent, nog bleef in lemen scherf der handen druk geprent en tussen 't onkruid staan nòg enkele korenhalmen. Is zo ons hart niet? Eenzaam in een zee en woelig aangeknaagd door 's levens branding; maar weinig schepen wagen er een landing en voeren zelden kostbaarheden mee. En toch: er zingen vogels overdag en zweven hoog op wiekslag van verlangen; er blijven wolken aan de toppen hangen en lossen op: dromen, zo ijl als rag. De witte maan wekt met haar zilveren schijn des nachts de beelden van verloren landen en ongetelde sterren gaan dan branden boven het eiland, waarop we eenzaam zijn. Vorige Volgende