De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 288] [p. 288] Hafis Kwatrijnen Werpt gij een steen om mij het hart te breken? 't Is wel, maar geef de wereld dan geen teken. De Liefde slaapt gerust met u en mij, Maar niet met achterklap onder éen deken. Nu ik weer vrij ben haak ik naar mijn keten. Wie heeft de sluiers van mijn hart gereten? O, restte mij van zeven sluiers éen Om mij de werk'lijkheid te doen vergeten. Mijn keel is droog en 'k heb mijn goud verdronken. Koopt gij mijn hart en op de koop geklonken! Gebroken, zegt gij? Koopt ge minder vuur, Nu het verdeeld is over duizend vonken? Waarom de kaars haar stille tranen schreit? Is 't om de vlinder door haar vlam verleid? Der dwazen bijgeloof! Ge weet, het is Omdat de bleke vlam ook haar niet mijdt. Gij die ons roept in deze roer'ge dagen, - Aanbidders wij en biddend toch geslagen - Weet, dat wanneer wij straks zijn opgebrand, Het hong'rig vuur zich ook aan U zal wagen. Als voor dit Ik het laatste uur zal slaan, Moge de kruik mij dan terzijde staan. Aan éen oor wil 'k het ongezegde zeggen. En welke vriend is mij meer toegedaan? Van de ogen schreiend om de bedelaar Schreien om wijlen Jamshyd slechts een paar. Toch zal de bedelaar u dit verklaren: Schenk druiventranen, houd de uwe maar. (Vertaling Jan Spierdijk) Vorige Volgende