De Gids. Jaargang 117
(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
J. Slauerhoff
| |
[pagina 269]
| |
Tussen de bladzijden 2 en 3, 5 en 6, en 30 en 31 is een pagina onbeschreven gelaten. Het cahier bevat voorts enkele gedichten, geschreven op afzonderlijk, lichtblauw getint briefpapier van de Gelria. Men vindt ze hierna tussen de prozatekst afgedrukt. Het gedicht over Lissabon is geschreven op de eerste pagina van een dubbel velletje; dat over Fogo op de voor- en achterkant van een enkel blaadje. Beide manuscripten zijn tussen de bladzijden 2 en 3 van het cahier bevestigd tegen de blanco pagina aan. De andere gedichten zijn geschreven op de binnenpagina's van een dubbel velletje; de slotstrofe van Odette, gevolgd door een streep, op de bovenhelft van de tweede binnenpagina boven de regels 17 tot 26 van de eerste lezing van Braziliaansche kustpassagiers. Dit manuscript is bevestigd tussen de bladzijden 5 en 6 van het cahier, eveneens tegen de witte pagina aan. Voor de rest bestaat het cahier uit onbeschreven bladen; de beide schutbladen, een blad voorin en een bladzij en dertien bladen achterin. Een aantal blanco bladen werden door Slauerhoff uit het cahier verwijderd. De tekst van dit dagboek is volgens dezelfde principes verzorgd als die van het vorige. Ook hier werd de spelling van De Vries en Te Winkel aangehouden, zonder dat ontbrekende naamvals-n's werden geplaatst. In het Afrikaanse tijdschrift Standpunte van April 1953 vindt men een eerste publicatie van dit dagboek. Wij geven thans een verbeterde tekst met een aanzienlijke uitbreiding van de noten. K. Lekkerkerker
20 Maart.Ga naar eind1.
21 Maart. Vertrek A.A.Ga naar eind2. erbij in alle kalmte en berusting. 't Verlaten van IJmuiden geen bizondere emotie. De buitengewone luxe maakt op mij niet de minste indruk meer. De gedragslijn t.o.H.Ga naar eind3. moet altijd in 't oog worden gehouden, dat degene die zich aan een mij. verkoopt, dan aan de dijk wordt gezet, wanneer hij er mee vergroeid is. D.t.o. dus geen gewetensbezwaar de Mij. te verlaten, wanneer dit mij schikt, liever dan zooiets af te wachten.
22 Maart. Hoe liefelijk zijn de oevers van Wight. Hoe ver is de tijd dat het staren naar een kustlijn en bevallige oevers mij emoties van mysteries gaf! Hoeveel meer genot vrij te wandelen en te leven in een landschap zooals Bergen, niet exotisch. Wat zien wij van Southampton? Havenwerken, wachtschepen en een groote viermaster met hulpstoomvermogen. Toch lijkt Engeland aan- | |
[pagina 270]
| |
trekkelijker te bewonen dan ik mij had voorgesteld. Aan de oever van Wight zien we een bus rijden. Hoe nabij en hoe ver! Marx, de denkende Geschäftsmann. Typisch Deutschland. Wir haben glänzend geschlafen. Cherbourg. Koude, slechte launch, zeer fransch.
23/24 Maart. Biscaye op zijn echtst.
24 Maart. La Coruña. In de grauwe gebergten van Finisterre door mist en regen gordijn de blokken van Coruña. De eerste Spanjaard, als een oude kastelein.
Vigo. Zondag. De baai stormachtig. De stad grauw en verlaten. Hoe anders voor zes jaar!...een openbaring!! Y por la virgen María. Klokken luiden als onder water zoo overstemd door 't windgeloei. En hier de dichter ‘Gonzales’Ga naar eind4. en hier reeds het masker afgeworpen. Gonzales heeft mooie melancholieke oogen en een bittere mond.
Maandag. Lisboa. Voor 't eerst weer beweging. Praça do Commercio. Wijd, ruim; ruiterstandbeeld voor het verre paleis en daaronder als door een tunnel een twintigste-eeuwsche straat met tramway. Cigaretten, koffie, zitten aan de balustrade, uitzien over het plein; in een uur is alle ellende, alle benauwde nachten in de smalle kooi, waaruit het slapend lichaam soms wordt geworpen, vergeten, door de zon, de strakke hemel. De loterijleurder zeurt niet door, maar wijst mij dat ik mijn hoed omgekeerd heb opgezet. Nu, Dagobert deed het met zijn pantalon en hoopte daardoor onsterfelijkheid. (Le bon roi Dagobert/Avait sa culotte à l'envers.) Dit hoop ik niet van mijn hoed. Maar ik voel me zóo dit gezegend uur. Dat is genoeg lang op zeereis.
Een oogenblik verzoent met lang leeg zwerven
En dor verlaten zijn,
Te gaan door 't leven in aloude straten
En zitten op een zonnig zuidlijk plein.
Geleund in de uithoek van een balustrade
Als in een breed kozijn,
Dat uitziet over een * kade,
Op de rivier, de schepen, de oeverlijn.
| |
[pagina 271]
| |
Daar onder kranen laden, winches kreunen.
Hier is het stil, terwijl alleen gitaren
Een oude fado dof en traag opdreunen
En weer karveelen op de Taag doen varen.
(Lissabon)Ga naar eind5. Contrôle aan de gangway. Arme ‘refusés’. Meer had ik te doen met de melancholieke portugees in Vigo. De lusiaansche confrère schijnt een schuchtere schurk, een oud foetus. De afvaart over de Taag laat mij koud.
26-28 Maart. Nog geen evenwicht, nòg injecties. Toch kom ik het zoo door, afgemat door de vijf dagen woeling. Er zal wel een dag komen. Toch telkens iets wroeging dat ik weer vaar.
Las Palmas. Verhaal van * over afstand van Z. om Z. te houden.Ga naar eind6. Onverschillig Spanje van de Atlantic, maar geheel Spanje: vuile luie arme gelukkigen. Vrouwen, de elleboog aan het raam. In de tuinen spelen de kinderen in kleurige kleertjes te midden van kleurige bloemperken. Hoe genoten zou Rilke hebben. De mozo die zijn bierdragen ook met gratie uitoefent. Seguida!Ga naar eind7. Retour een vriendelijke ontvangst door Europe runner.
29 Maart. Gedacht aan L., hoe lief zij is, hoe passief ook, hoe weinig zij haar reacties weet te vormen. En toch voelt zij alle vormen in zich. Maar zij is als een lief dier, voelt veel, kan weinig uitdrukken, ziet zoo vaak als een hond of kat lief en machteloos als in een ban. Hoe jammer voor haar. (Zij hield ook zoo van de loome stomme gratie van een kat.) In de rimboe zou 't met haar toch niet gaan, in de society ook niet. Spelen, hoe infantiel doet het aan.
Fogo, het grootsteGa naar eind8. der Cabo Verde Islas. Berg uit zee oprijzend, een dwarse wolkenbaan er voor, daaronder de bewoonde hellingen, daarboven de starre bruine top. En de roodgedaakte huisjes over de hellingen verstrooid. En wat ik eerst aanzie voor een enorm schuin rieten dak is een stuk helling. Hoe vreemd, het leek een groote primitieve tempel tusschen de huizen in. C. Vincent (maar zoo heet het niet)Ga naar eind9. eenzaam op de punt. De kleinere hebben grilliger formaties. | |
[pagina 272]
| |
's Avonds voor de zooveelste maal weer met het varen verzoend. Hoe lang zal 't duren. Hut kan toch een eenzame kluis worden!!
Twee eilanden in een leege zee.
't Eene verstijfd
In doodsche vree;
Het andre drijft
Naar de vijandige
Nieuwe werelden in het westen,
Ver van de zandige
Oevers en de armoedige nesten
Die tegen de steile oevers hangen.
Beide beladen met verlangen.
Die op de kust zien de lange walmen,
Waaronder voortstuwt de * steven;
Die van het schip de slanke palmen,
Waaronder rust het wenschlooze leven.
Maar na een uur is het weer verleden.
Het schip is uit zicht,
Het eiland ligt
Onder zijn wolken in onvruchtbare vrede.
Het schip is een schim aan den horizont,
En tusschen hen zinkt,
Van tranen omkringd,
De dag, gebroken en moribond.
(Fogo)Ga naar eind10.
Nada más. War je eine Menschheit so zu Boden getreten, müde, stumpf, entblättert, kurz von Atem, und keine Resonanz. Nichts ist Besitz, alles Erwerb; nichts Erlebnis, alles Kitzel. Angst sich zu verpflichten, Angst vor der Hand die sich bietet, vor Schmerz, Wahl, jeglicher Entscheidung, Angst vor der Erinnerung an den verlorenen Gott.Ga naar eind11. Hoe teleurstellend eindigt Der unbekannte Gast. Hoeveel is het thema niet: een ouder wordend auteur, die leeg in 't leven hangt en achter zich | |
[pagina 273]
| |
een onzichtbare voelt die eischt en wacht met alle recht en niet kan voldaan worden, nimmer, niet op aarde en niet in 't schimmenrijk. In plaats daarvan: de Ahasverus die wijst op de variaties v/h moderne leven, die overal bij en nergens in was. 't Pleit niet voor hem, dat hij dáar tevreden mee was!
Fogo - Pernambuco 31 M. - 5 April.
Weinig gewerkt, wel veel ingespannen te werken. Vredige overtocht. Drie Argentijnschen, gratiën... maar met amerikaanschen geest en te Joodsche neus.
Alle senhores zijn minister
Van morgen of vandaag of gister,
Ook waren velen president
Van 't Braziliaansche continent,
En hebben geen van allen zorgen
Voor 't volk van vroeger, 't land van morgen.
Alle senhoras zijn bekoorlijk,
En preutsch en trotsch en ongenaakbaar,
Zelfs voor een Dschengis Khan en Akbar.
Een blik is reeds hoogst onbehoorlijk
Tusschen acht uur en middernacht,
Een rimpel fronst hun effen voorhoofd
Als men haar maar te naadren tracht.
Maar iedre houding is geoorloofd,
Verlangd zelfs, iedre schroom veracht
In de uren achter middernacht.
Dan wordt het sprankje negerbloed
Een vonk die hen doet ontbranden,
Van heete zinsvervoering snikken,
Naar hevige omhelzing hijgen,
In iedre wellusthouding schikken
En eindlijk liefkoozing afdreigen
Totdat de zon het dagen doet.
| |
[pagina 274]
| |
En overdag wordt deze schande
Weer in *
En in gebeden afgeboet.Ga naar eind12.
Zij was gewillig, 't lot heeft niet gewild.
Haar beeld zal mij mijn verder leven plagen.
Ik heb van haar niet meer gehad
Dan 't spookbeeld van een onbetreden stad
Dat in de verte van de hitte trilt
Terwijl wij ver op stroom te laden lagen.Ga naar eind13.
4 April. Zeker uit Seelenverwandtschaft voor 't eerst spontaan ontwaakt in zicht van Fernando Noronha, dat voor ochtendzon in 't paarse water ligt, lang uitgestrekt, de kale rotshand uit dicht geboomte opgestoken, twee oorlogsschepen voor een witte haven, in doodsche stilte glijdt het voorbij. Het zou niet te verwonderen zijn als een banneling kwam overzwemmen. En het omgekeerde ware voor sommigen een begrijpelijke daad.Ga naar eind14.
5 April. Dood van de kleine Lysieck. Plotseling, blauw met de bloedingen aan handen en voeten. Binnen hut lijkenkamer vol biddende en weenende Polen, vreemd, boeren in dit hok, in den spiegel nog weerkaatst. Zweeten, nasaal bidden, snikken. Middernacht glijdt het in zee, van vele kwellingen bevrijd en [voor vele] behoed.
6 April. Pernambuco. Het eerste: palmboomen tusschen olietanken, als Indië. De stad heet en wit en vol menschen in bruin van alle schakeeringen. Als ik niet te goed oplet loop ik weer in Soerabaya. Oppervlakkig gezien is het verschil tusschen Oost en West niet zoo groot en schijnt het of ze elkaar wèl eens hebben ontmoet. Maar houdt in gedachten eens Pernambuco tegen China, dan is het als een goedkoope aquarel tegen een zinrijk geweven en geborduurd oud tapijt. 's Avonds liet ik mij helaas weer tot lang zittend praten verleiden, door aanrakingspunten in de Oriënt verleid. Hoe jammer dat slechts handelsmenschen het voorrecht hebben intens in een land mee te leven. Aan hoevelen ware 't beter besteed. Aan Mme C.S. misschien niet. En aan diplomaten als Q. [v.] U., lijmerige hypochonder, zeker niet. Hij koestert groote belangstelling voor zijn tong, die niet eens gespleten is, | |
[pagina 275]
| |
zooals een diplomatentong behoorde te zijn, neen, een gewone vuilbeslagen tong van een aan obstipatie lijdende. De duitsche braziliaansche met het kruis om de hals en het vlamkarmijnroode kleed (zij heeft een oneindige kleurschakeering: het groene jasje met grasgroen dasje waarin zij dekgolf speelde en zich beweeglijk verveelde terwijl haar * weelde de heete blikken streelde) is waarschijnlijk een van de volmaaktste scheppingswonderen die op vrouwelijk gebied bestaan. Helaas een grove stem. Waarschijnlijk heeft ze ook geen ‘cultuur’. Hoe lastig is het Europeaan te zijn en te verlangen dat een schoone vrouw niet alleen gevoeligheid voor aanrakingen maar ook voor dat in de lucht zwevende ‘beschaving’ bezit. Is het weer ironie v/h noodlot dat ik, die altijd naar het barbaarsche hunkerde en de stilte en het zwijgen en de vrijheid, steeds moet leven in een schijnbeschaving, iederen avond mij kleed, allerlei gepraat zonder zin moet aanhooren en flauwe scherts, niet kan zwijgen naar mijn zin en in plaats van over steppen te zwerven, in oerwouden om te tasten, op een schip leef dat 150 m lang is en in smalle gangen tusschen luxehutten loop en op wandeldekken voor gelede dekstoelen met luie verwende cultuurmenschen en parvenuen. Hoe goed doet het als allen eens door de ongenadige Oceaan door elkaar gerammeld worden, al beneemt het mij den adem, iederen nacht. Jammer van de lieve eenbeenige Petrofja. Zonde van de amandeloogige, intelligente Lea.
Toch zal ik mij wel blijven herinneren dat dit voorbijgaand is, dat ik eenmaal ook deze vermomming weer af zal leggen. Vroeger dacht ik, grootste tegenslag: mijn ziekte op de eerste reis. Maar deze ziekte na mijn langjarige reis.Ga naar eind15. Ik voer, ik duldde vernederingen om de absolute vrijheid die ik na die twee jaar verwachtte. Er volgde een half jaar van twijfel, tobben, lijden, kou, een keten van decepties zonder verder lichtpunt dan een dag in Egypte, met als eenige verzachting de tijd met de goede FairbairnGa naar eind16. in Singapore. 't Is geen wonder dat ik van mijn oorspronkelijke drift ben weggeraakt en [me] maar langzaam begin te herinneren. Zou die herinnering doorbreken door déze vergulde gevangenis; harde gele zon door deze rozige, wazige wolken?
Wat heeft de Phrontis toch aanlokkelijk de T.a begeleid.Ga naar eind17.
7 April. Bahia. Goede Vrijdag.Ga naar eind18. Langs de kust witte heuvelen, tusschen | |
[pagina 276]
| |
het groen wit als sneeuw. De Allerheiligenbaai. De stad bovenop de steile oever, doodstil, breed, wolken en de hevige zon. Vele gekruiste kathedralendaken steken daar bovenuit. Het schijnt een reusachtig décor rondom een verlaten tooneel. Zeeslagen worden niet meer geleverd. De landingsplaats ook is verlaten. Met een lift steil naar boven, binnen door de rots, en [we] staan ineens in een menschenmenigte. Negerinnen in rose jurken. Mulatten in gekleede jassen. Daartusschendoor beweegt zich een eindelooze processie. Alleen kroeskoppen en koperen horens zijn zichtbaar. Dan negers in witte koorhemden, het kruis om de hals en de godsdienstwaanzin op het gelaat. Alle straten van de stad zijn geblokkeerd. Een gruwelijke droom: de harde hitte, de schelgekleurde hitte en negers, de katholieke religie belijdend als hun eigendom. Wreed schennend, afschuwelijk. Daarna weer afgedaald in de doodsche stilte van de havenstraten. Bijna te laat, bootsvolk overal hetzelfde afzetten. De officieele boot agent en professor. De Spaansche met haar aviateur verlaat hier het schip, om naar de landgoederen te gaan met haar nieuwe aanwinst.
Tot Rio niets wat aandacht verdient. Hitte, smoking, energieloos leven. Veel tijd zonder deze productief te kunnen maken. Rio is het reinste paradijs. Foxtr. en tango op de vroege morgen met Angelina. Het strand. De piek. De zweeftochtGa naar eind19. met de priesters. Terugkomend zitten zij die wij achterlieten alweer beneden. Santos niets. Het is merkwaardig hoe men hier hetzelfde handelsplebs als in de Far East terugvindt. De Holl. dames munten uit door totaal gebrek aan vormen en beschaving (een lijkt op Mien v.T., alleen uiterlijk). De drie arendsneuzige gratiën zijn dan beter, maar is er eenig fond? Nuances van ras tot ras gaan toch niet over. Met het spitsmuizige lieve snuitje Maia ging dat beter en hoeveel blijft daar niet steken in de mulle wegen van Holl. tot Engelsche. In Santos verdachte lepra verdwijnt geruischloos (hoe?). Typen: de oude kromme spaansche boer, de Hongaarsche.
Onderweg naar Buenos Ayres.
De Moleques.Ga naar eind20. De Rio de la Plata erger dan de Yang Tse Kiang. Het schip zwoegt door de modder. Avond: een harde blauwe lucht grenst scherp aan het | |
[pagina 277]
| |
vuile geel. De passagiers zijn al weg, hoewel physiek nog aanwezig. Het eerste v. Arg., de immigratie-kadeGa naar eind21., maakt een grootsche leege Amerikaansche indruk. Buenos Ayres. Twee dagen van walging en verzet tegen het weerzinwekkend monsterachtig organisme. Lotgenooten in de zoologische Garten: de kleine roofdieren die achter hun traliën in hun hok heen en weer loopen, precies als wij over dek. De orang-oetang: een klomp vleesch en haren in verwarde takken. De rit van meer dan een uur in de rammelende autobus breekt mij, maakt mij duizelig. De dwarrelende auto's, de vreemde menschen massa's. Van de protestalieden schijnt SantillanGa naar eind22. intelligent, de italiaansche haarlooze zetter een ontsnapte forçat, de rest zooals lieden van hun kunne in Europa zijn: vaag. Zondag. Een echte scheepszondag. Eigenlijk blij dat ik Santillan niet tref. Wil alleen zijn. Een glas cinzano, een paar woorden met de girls (systeem Dairen WeksterGa naar eind23.) is mij genoeg. Een zonnige kade. Visschende paria. Een vrouwtje met loterijbriefjes. Om 9 uur slapend, 's nachts wakker vergeefs zoekend naar drink- of eetwaar, te laks om 't aan de wal te zoeken, lezend, lezend. Of te vol weerzin tegen de stad. Het naar huis gaan Zaterdagavond langs de huizen en havens vierkanten en de lunchroom rechthoeken, hoe desolaat. Maandag. Het bezoek aan Highland prideGa naar eind24. met de plain steward en vooral het onverwacht bezoek van Santillan stemmen mij beter. 's Avonds de music-halls mèt de camaradas, ondanks mijn uitdrukkelijk verzoek kunnen zij mij nergens anders brengen. Hoe weinig veeleischend maakt een lange zeereis. Hongerig. Behagen in de vertooning. De eene danseres, het guitig schijnend kopje, de naïeve bewegingen, is ontroerend. Het contrast tusschen weelderige vormen en kinderlijk gezichtje. Naderen ware zonde.- Sequilla! Sequilla!Ga naar eind25. Promenoir. Leugen. Medelijden. Galant zijn. Sentimentaliteit die overwonnen was geacht. Slavin. Zigeunerin, jodin? Waarom? Protest. Zelfkwelling. Pyrrhus-overwinning op aarzeling mij eigen, maar in dit geval het eenig juiste. In deze geschiedenis wordt wel mijn ‘overgang’ aan metropolis gesymboliseerd, onvolledig, vol tegenzin en toch gewild, daar zij anders niet te beleven valt. Poging tot vergemakkelijking v/h bestaan: met alles genoegen te kunnen nemen. Maar niet het minste genot volgt daaruit. Misschien tòch op een andere wijze? iets meer veroverend. Zoo exclusief sensitief, zwaartillend als vroeger toch niet meer. Maar hoe veel verloren! Ook wraak op de veelbelovenden, die | |
[pagina 278]
| |
mij tòch teleurstelden. Dan een wraak die mij 't meeste treft ìn de laatst en nog meest belovende. En de, misschien, toch nog komende gevende. Wie gaf van allen 't meest? G., maar deze eischte ook alles, daarvoor groei onmogelijk makend. Ik moest nog zooveel groeien, het leven is anders niet te verdragen, kind en zuiver blijvend. Het eenigste is aan de oppervlakte grondig te bederven en de kern diep te bewaren en zuiver te houden en dan verhelen of geven? bloot te geven. Waar is mijn vroegere gevoeligheid gebleven? Voor Verlaine in 't Luxembourg in den winter daar heb ik gevoeld voor hoe een groot deel ik was gestorven. Misschien is dat het begin geweest waardoor de rest weer beter leven kon, de sequesters kwijtgeraakt zijnde.
Buenos Ayres bij nacht is als Parijs. Santillan is ten hoogste beminnelijk en volkomen Europeesch. 1½ jaar gevangenis: alle respect. Maté drinken in het taudis met de Spanjaard en de Bulgaar in 't argentijnsch huis tusschen dak en binnenplaats in de koele avond. Hoe vèr weg! Maar in EcuadorGa naar eind26. nog veel verder, eigenlijk nergens, eigenlijk was 't een schim, 't meest irreëele wat ik ooit beleefde, 't meest hartstochtlooze, zonder zintuigen, onwezenlijk, spookachtig. Ik kneep aldoor mijn oogen dicht. Alleen door het denken wordt de wellust gewekt, dit is mijn laatste opstand tegen zijn macht. Hoe machtig kon ik zijn door mij geheel met hem te verbinden. Hoeveel persoonlijkheden zitten in mij? Of hoe onpersoonlijk en proteusachtig is de eene niet? als een er maar is. Zou dit het goede toch zijn, dat de tantalisch kwellende begeerte, het al te toegespitst vooruitsnellend en daardoor onmogelijk begeeren voor een tijd wordt gedoofd? Een leven van onvervulde verlangens is fataal op den duur. Hoevelen reeds: begeerd en niet genaderd. De wulpsche kirrende geurende braziliaanschen, bijna niet gekleed open achterover liggend. Als je die aanwezigheid niet volkomen buiten de eigen sfeer houdt, leef je als de harembewaker. Is de dans een vervulling of een prikkeling? Betere tijden zullen komen: Augustus Noorwegen.Ga naar eind27. Veroveren is 't eenigste. Waarom is de geest zoo oppermachtig, kan men toch eigenlijk alleen een gelaat liefhebben en niet de volmaaktste vormen als zij niets uitdrukken van de geest er in wonend? Een sculptuur van marmer werkt meer op de zinnen dan de gestalte levend, warm en bewegend, wanneer het leven onder deze opperhuid mij onverschillig of weerzinwekkend is.
Vertrek Bu. Ayr. Met emotie een nieuw stuk in mijn leven, niet het beste. | |
[pagina 279]
| |
Zou dat wat er achter liggen kon in de vlaktes beter zijn? Is het niet juister, in plaats van tegen de Oostersche ontaarde beschaving te gaan leven en zich daar in te graven als in een eerwaardig graf en Westersche worm, te trachten zelf leven te maken op een maagdelijk gebied? Maar hoe groot moet de beschaving zijn die dit begint. Misschien in Amerika door gebrek aan beschaving mislukt. Welk een contrast, welk een overeenkomst in de beide uitersten van Europa; de weinigen in de Far East tegenstroom, de velen in de Far West verste uitvloeiing. Beide zijn *
Waarom heeft L. zooveel van een zachte zon, maar die door nevelen schijnt en wel mildheid maar geen warmte geeft, wel een zachte glans maar geen regenbogen, wolkenverschieten? Hoe lief maar hoe weinig durvend toegespitst en uittartend. Een echte Germaansche.
De Rio nu waarlijk zilverig, behalve dicht bij de lucht alle tinten, het land wijkend, enkele schepen op stroom. Zeemansgeluk, uit *
L. negatief: niet bezwarend, niet lastig, niet kostbaar. Maar ik zelf word nu eindelijk ja zeggend, wil dichten, scheppen, niet alleen in 't abstracte, maar ook in 't reëele. Zal ik dat met L. samen kunnen?
Dat in B. zal het een straf zijn of is het een waarschuwing?Ga naar eind28.
China en Z.-A. uitvoeriger gaan vergelijken.
De laatste avond. Mooie weeke stem van de italiaansche, zoo in harmonie met haar bewegingen. De buitenwijken zóo landelijk: ‘wo die letzten Häuser stehen.’ Het havenkroegje onder de galerij, improvisatoren op de guitaar. Heinz: mimiek, suiker in de chocola opslobberen. Mozo! Mosquito. De schoone slaper. Daarna de andere: gemeene jongensachtige tronie, stroohoedje, grasgroene sokken in zwarte pantoffels. Een stuk uit Gustav Frenssen.
Dinsdag. Vertrek Rio [de] Janeiro. De bijna geémacieerde Paes geweigerd. Contrast, de wuivende menigte op de kade. Alle kleuren. Ongerustheid vrijwel geweken. Het was toch een ‘derivans’. Ik kan nu beter tegen alle excitatie aan boord. Zoo is ook L.a de D., ‘distant and dim’, een der velen. En zonder dat. Toch geen reprise!! | |
[pagina 280]
| |
De braziliaanschen zijn verschrikkelijk tartend. Creoolsch, negerbloed, welke languissante houdingen. Beter gewerkt door dagindeeling. Santos → São Vincent. Bijna Japan! de brug, de visschen daarbeneden. De herberg aan het water. De eenige natuur sinds Buenos en tot Holland!
Dond. 3 Mei. Rio [de] Janeiro. Natasja geagiteerd door late komst G. Bijna stervende teruggezonden. Nacht voor Bahia. Causerie aan 't venster, zeer Spaansch. De omgang met N. verloopt zonder verlies van zelfbeheersching. Zij is een Amerikaansche met Russische ondergrond. Soms wil zij dieper schijnen dan zij is, soms lijkt het of zij oppervlakkig is om haar diepte te verbergen. Ze doet veel dingen die zij later berouwt: verlegen in omgang, ik kan [me] dat voorstellen. Denkelijk is zij beter in haar parijsch milieu. Wel sur le retour. In elk geval ben ik goed bestand gebleven tegen zelfverlies, de enkele aanvechtingen dreven als wolken voorbij de zon van mijn geconcentreerde zelfbeschouwing. Wellicht dat de geschiedenis van B.A. toch medehielp om de S-factor te elimineeren. En dit dank zij dégoût, helaas. Ik verlang niet naar Holland, ik ben blij dat N. tot Ch.Ga naar eind29. slechts gaat. Feest: vergeleken bij vroeger, niet verwachting en ontstemming, deelname zonder gevoelstoon. Het spaansche costuum, de breede zwarte hoeden zeer flatteus. Het slot waardig, champagne, monte-là-dessus dijdans. Kinderachtige vrees van W. voor zijn fotografieën. Laten wij hem daarin! Koelte. Muziek der golven.
Ça y est. Na het feest. ‘How kind you are to-day, what has happened to you...’ Vergeving, ze was geënerveerd. Wandeling door de gangen. Bezoek aan de lijkenkamer, kussen daar en in de apotheek en in de gang. Twee dagen later middag in de spanning, die ik verloren dacht. Het paarlensnoer gegrepen. Veneratie. Daarna zelfspot. Karakteristiek is dat zij vraagt: you will always come to me when we are upstairs. Elle a besoin d'être adorée en public! Las Palmas. Bezoek aan de wondertuin met de familie Diaz, de eerwaardige senator. Hoe kalm was dat; eerst betreur ik haar afwezigheid, daarna zie ik het beter in. Maar teruggekeerd val ik weer in haar armen. Wij zullen in Lisboa alleen uitgaan. Als 't maar gebeurt. | |
[pagina 281]
| |
Nieuwe sterretjes: Sa. Pereira, de artistieke blonde met de leelijke tanden. Mlle Fraga die bekent zoo gaarne te flirten. Suzanne reste toujours ainsi sentimentale, sans doute elle a un bon exercice à bord pour le flirt à l'allemande. Mme Rampon s'offre sous le prétexte d'auscultation. Entre Las Palmas et Lisboa déjà l'éloignement. Les causeries interminables sur la chaise longue sur le pont les soirs étoilés sur le tangage presque insensible du navire deviennent de plus en plus rares. Castello-Branco Clark. Il est charmant, il est comme une édition noire de R.H.Ga naar eind30. Il se rapproche si gentil, comme c'est amusant d'être quatre de temps en temps. Par exemple à Lisboa pour sortir ensemble. N. est très excitée à cause de sa peau brûlée, vanité trompée, pauvre. Quelle était la cause du déplacement des chaises sur l'entrepont: être plus près de moi ou la cure de soleil? Elle fait preuve d'être intraitable comme moi en disant: ‘si nous restons sur cette place, c'est amusant aussi.’ Des maisons curieuses qui font rêver de Macao, surtout à celle que je voyais le premier soir où une femme s'occupait d'une manière abstraite de ses fleurs dans le petit jardin: ‘This used to have been before the old zoological garden.’ Comme on a le sentiment du passé le plus profond à Lisboa quadruplé. En entrant dans l'église je dis: Notre-Dame vaut mieux, et ça me cause la disgrâce absolue et le dédain de ma chère Natasja. Clark est tout à fait gentilhomme, fait les honneurs de son pays originaire, récite des choses de Camões. Europa es más plantada que * Comme il a le sentiment des choses poétiques de la vie cet homme d'État: ‘Life is so sweet in Portugal, quite patriarchal, the spirit of the old medieval times.’ Il y a des lettres à Lisboa qui me déplaisent toutes; je donne des réponses vexées.
Le soir querelle avec N. Patience, le jeu le plus imbécile que je connais. Après un poker idiot sans esprit. You are shouting to me as if we were married 20 years. Oui, Natasja. Il y a eu des moments où j'étais perdu, corps et âme. Mais je me rattrape beaucoup plus vite qu'autrefois. Un jour nous sommes fachés, absolument brouillés. Puis l'après-midi vient où je rentre en grâce. Un soleil doux y a contribué, je crois. Et de nouveau des photographies comme preuve de réconciliation. J'implore | |
[pagina 282]
| |
la grâce, je l'obtiens. Et le soir même un baiser en vol dans le corridor. Quelle chance. L'aube à Cherbourg. La ville sous la lumière froide. Et les adieux interminables. Comme N. est gaie, pleine d'esprit. Le dernier soir avec M.v.W. qui me raconte sa bonne chance avec les perles (c'est un peu trop pour un seul baiser) et à qui je prête mon poêleGa naar eind31..
Arrivée en Hollande. Froideur, suffocation, hin und her fahren, à la fin le vendredi je me retrouve à B.Ga naar eind32. en équilibre.
Holland, regen, teleurstelling. Arme Anny, hoe goed houdt zij zich. Verschrikkelijke dag in A'dam. Les derniers jours pas seulement de Petersburg. Zondag kille aankomst in B. Ik had beter bij ontstentenis van een kachel weer dadelijk kunnen vertrekken, maar te meegaand en de volgende dagen de gevolgen. M.Ga naar eind33. is zeer gekwetst, maar ook weer gauw getroost. Dinsdagmiddag alleen van huis en tevreden loopen naar A. In A'dam vlot het niet t/d. Woensdag vergeefsche tocht Bussum, ontmoeting met fossiele letterkundige. Beter had ik naar R'dam kunnen gaan, zooals blijken zal. Woensd.av. Américain ook voor 't laatst, uurtje etc. Dond. leege grijze dag, het Kubankoor (Schalmei kozakkenliedGa naar eind34.) en eindelijk loopend het verlossend woord, de laatste samenkomst, haastig afscheid. 's Middags eindelijk Bergen. Eenmaal daar niet meer weg. Een dag van zon. Tot Zondagav. volkomen eenzaam, dan lieve Ans, met deze gepraat over alles in den regen loopend. Dinsdag een slechte dag vooral, le dernier soir, heen en weer geren. V.B., Spyer en Schiller.Ga naar eind35. Andere morgen vertrek. Schrijfmachine, nog enkele boeken en anders neem ik weer niets van 't vaderland mee dan decepties en verdriet. Nog twee bezoeken. A. bij Ch. geheel tehuis, hij woont nu op een oude A'damsche kamer met drie ramen, wie zu Hause. Hoe lang zal het duren? Tu peux me prêter 50 florins. Dat was alles wat ik van het dierbaar vaderland had. Op 't laatste oogenblik de briefkaart, waarover ik stof tot twijfel zal hebben tot Lisboa. Voorloopig leidt de kleine blonde Marianne mij er van af. Na IJmuiden begint het en tevens een griep. Natuurlijk vraag ik toch om raad aan Ans, aan de oude. Misschien is 't toch goed dat ik 't aan boord uit moet maken. Anders zou ik wel weer te velen erin betrokken hebben. Toch twijfelen en om raad vragen is de meeste menschen eigen. In | |
[pagina 283]
| |
Coruña helaas nog niet beslist. Anders zou ik ten volle even weg hebben kunnen raken in de verlaten straten en de oude ruïnes van kerken, St. Jorge en de parochiale. En toch... hoe lang lijken deze enkle stille uren (2-4). 's Avonds valt mijn besluit samen met Annie's raad. Ik ben nog niet ver genoeg om, zonder mijn gemak, zorgeloosheid, losheid te betreuren, dat te aanvaarden. In Vigo dépêche: l Juli. Zoo is 't heelemaal beslist. Later val ik nog dikwijls terug, maar 't zal er bij blijven. Lissabon, promenade, le vin dans le Jardin, la petite. Ziek tot en met Las Palmas. Brieven van Arthur et Annie. Ennui, ennui, ennui. | |
Noorsche reisA'dam. De Wordsworth, een kleine grijze vrachtboot. Liever zou ik ook mijn naam op een bescheiden schip op den lagen boeg door de golven laten bespoelen dan te prijken op een zeekasteel zooals H. en H.Ga naar eind36.
Noordzee. Koude grijsheid, menschenmassa's.
Edinburgh. Old Reekie. Loch.Ga naar eind37. Eenzaamheid dadelijk weer open aan de eene kant op de stad (rumoer), aan de andere op vlak schoorsteenenland en dorp daaronder. Toch verder. Slaap onder de crags. Wandeling up and down Princes Street, parade. Twee attaques. De eene lukt, de andre niet. De eene wel, omdat dit profess. was. De andre niet, omdat deze 't niet geheel was en ik te haastig, te weinig in de toestand. On a toujours fait quelque chose. Gezicht op Edinburgh v. het imitatie-Parthenon. Kartelingen van gevels en daken, ontelbare schoorsteenen. Tiffin Noorsche loods en marconist.
Op de trader heeft de kudde St. Vitusdans.
Gevangenschap gedurende 4 dagen. Ontsnapping Thorshavn komt mij duur te staan.Ga naar eind38. Grijze huizen, vlakke weiden. En die willen autonomie. Reykjavik, le dag niets; 2e dag müdeGa naar eind39., geyser bereik ik niet.
(wordt vervolgd) |
|