De Gids. Jaargang 117(1954)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] Ad den Besten Watermusic for you I Water - ik moet het proeven tot over de lippen. Het staat mijn ogen al te bedroeven; het ruist in de schelpengroeven der oren. Ik leef te laat. Ik zink door een waterspiegel van tranen buiten bereik van licht en leven, ik wiegel, een schelpdier, over mijn lijk. Water, ik moet het proeven tot over mijzelf, in je huid, tot diep in de smalle groeve, waarin ik het lig te behoeven, verdronken - ik drink je uit. II Een wereld, vreemd verschoven, moet in je verzonken zijn. Soms, buig ik mij diep tot je over, dan schemert ze nog in je ogen, vlak onder de waterlijn. En diepzeegeruis van leven verneem ik mijn oren te veel; het komt met je bloed gerezen, het klopt aan de wand van je wezen en soms breekt het uit in je keel. [pagina 249] [p. 249] En peil ik het middernachtelijk donker, het diep van je schoot, dan tast ik rekken en smachten, tintelende torens verwachting, een stad van verwachten groot. Daar word ik in opgenomen, een schim van mijzelf, niet meer; doorzichtig tot in mijn dromen, een vis - maar nooit zo volkomen, zo warm met niets in de weer. En tussen al dit limpide onwezenlijk diepsnelverkeer van driften en ijle verdrieten beweeg ik, een Atlantide, mij vaag met je bloed op en neer. Ichthus Wist ik het leven niet ademend in de poelen van dood en doodsverdriet, - ik loochende dit lied: een voze zwam, een zwoele doodsbloei van nietsbedoelen, en anders was het niet. Leven, vis die verschiet tussen het donker woelen van wieren en van riet, hoe koel laat ge u de koele dood door de kieuwen spoelen. Leven, wìst ik het niet! [pagina 250] [p. 250] Winterkoning Een winterkoning zijn, een vorst van vrij beslissen, met zelfs de ongewisse wateren tot domein. Mijn zeggen, ijskoud mijn en ijskoud zich vergissen; het scheve spoor uitwissen met vorstelijk hermelijn. Maar het is overmoed, door eigen ijs heenzakken, is weten lid voor lid: de winterkoning zit bevriezend in de takken van mijn bevroren bloed. Liggende onder mijn boom Een middag loom in het gras dromende diep in mijn droom dat alles anders was dat ik lag als een rijp gewas een appel onder mijn boom dat ik lag verworpen en klein met overal binnen mijn huid een onbepaalbare pijn in wat ik ergens moest zijn hoog boven mijn lichaam uit. Vorige Volgende