Eigenlijk moet een biografie een confrontatie zijn van twee gelijkwaardige geesten en de biograaf moet de moed kunnen opbrengen voor die confrontatie. Dit is ook niet te veel geëist, daar de biograaf door de keuze van zijn onderwerp alleen al als het ware kleur bekent in dien zin, dat hij met die keuze te kennen geeft op de een of ander wijze in verband te staan met het door hem gekozen subject of althans met de levenshouding die dit subject personifieert en met diens invloed op het openbare leven met alle gevolgen van dien.
De ruimte is hier niet bestemd om de historie van de biografie na te gaan van Xenophon tot en met de ‘eerbiedige’ geschriften van de negentiende eeuw. Bovendien zou dit een nutteloos werk zijn, daar Jan Romein dit overzichtelijk en ook voor de leek bevattelijk heeft gedaan, in zijn kleine boek, De Biographie (Queriodo 1951). En waar dit artikel geschreven wordt naar aanleiding van een moderne biografie van een modern Nederlands auteur, kan ik mij tot deze stof bepalen.
De biografie, ook de moderne, psychologische, is in Nederland een schaars plantje, hetwelk zonder twijfel een zonde is tegenover de vruchtbare bodem, die kiemen in zich draagt voor een sterk woud van waardevolle biografieën. Aan figuren van betekenis heeft het ons door de eeuwen heen en op velerlei terrein werkelijk niet ontbroken en zonder twijfel ligt er materiaal in overvloed verborgen in archieven en musea. Doch hoogst zelden heeft iemand de lust en de moed opgebracht om op de geschiedenis van Nederland, hetzij sociaal, wetenschappelijk of op het terrein der kunsten, een verhelderend licht te werpen door uit die vele door hun daden en werken toch onsterfelijke persoonlijkheden, een enkele ‘zijn wade te laten rijten’. Vóór het verschijnen van de biografie van Huizinga moest een Nederlander zelfs voor een levensbeschrijving van een figuur als Erasmus zich tot het buitenland wenden. En dergelijke voorbeelden zijn er talloze.
Het is echter verheugend dat er in de laatste decennia pogingen worden gedaan om deze onbegrijpelijke omissie in Nederland te herstellen. Behalve van Jan Romein en Annie Romein-Verschoor, vinden wij tegenwoordig goede biografieën van Jane de Iongh, van Theun de Vries, van E. du Perron, van Maurits Uyldert, van Henriette de Beaufort, om enkele namen te noemen. Doch hoe onontgonnen het terrein nog is, speciaal ook op het gebied van de literatuur, blijkt wel uit het feit, dat de biografieën van schrijvers als Boutens en Leopold nog steeds niet aanwezig zijn.
Wat de reden is van deze onvergefelijke nalatigheid is moeilijk vast